Zitting van 25 november 2019
WIJZIGING HUISHOUDELIJK REGLEMENT BEGRAAFPLAATSEN
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het volgend huishoudelijk reglement op de begraafplaatsen goed te keuren.
De integrale tekst luidt als volgt:
Hoofdstuk 1: Algemeenheden
Artikel 1.1
Begrippen:
Het begraven van stoffelijke overschotten in een kist of lijkwade.
Het plaatsen of bijzetten van asurnen in het columbarium.
Het begraven van een urne in een urnegraf op het urnenveld of in een bestaand graf met een kist of lijkwade.
De verstrooiing van de as op een strooiweide.
Artikel 1.2
Nieuwe begravingen kunnen in de gemeente op de volgende begraafplaatsen gebeuren:
Op de oude begraafplaatsen van Bekkevoort (Staatsbaan), Assent (Dorpsstraat) en Wersbeek (Processiestraat) kan enkel nog bijbegraven worden in geconcedeerde graven.
Artikel 1.3
Elk overlijden in de gemeente moet zo vlug mogelijk aangegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Diegene die voor de begraving instaat, regelt met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Bij gebrek daaraan wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan.
Het gemeentebestuur beslist over de dag en het uur van de begraving.
Begraven kan op werkdagen en op zaterdag van 9u tot 17u. Op zondag en op wettelijke feestdagen kan er niet begraven worden.
Artikel 1.4
De gekozen manier van begraving bij de aangifte is blijvend. Uitzonderingen hierop zijn de wettelijke bepalingen voorzien in het decreet en in de lokale reglementering.
Het college van burgemeester en schepenen bepaalt de plaats en de volgorde van de begravingen op voorstel van de dienst burgerzaken.
Enkel de door het gemeentebestuur aangestelde personen mogen begravingen doen.
Artikel 1.5
Een stoffelijk overschot wordt begraven in een kist of in een lijkwade die voldoet aan de wettelijke bepalingen.
Artikel 1.6
Er mogen maximum 3 stoffelijke overschotten in 1 graf begraven worden.
Als 3 kisten boven elkaar geplaatst worden, moet boven iedere kist een laag grond van minimum 30 cm worden aangebracht. Boven de bovenste kist moet er nog een laag grond van ten minste 65 cm zijn.
Hoofdstuk 2: Niet-geconcedeerde begravingen
Artikel 2.1
Zonder concessie kunnen de volgende personen begraven worden:
Artikel 2.2
Een niet-geconcedeerd graf mag 15 jaar blijven bestaan, te tellen vanaf de datum van overlijden.
Er mag maar 1 stoffelijk overschot per graf begraven worden.
Er is slechts 1 asurne per perceel op het urnenveld of per nis van het columbarium toegelaten.
Tot 1 jaar na de datum van begraving kan men een aanvraag doen aan het college van burgemeester en schepenen om toch nog over te schakelen naar een geconcedeerde begraving. Er moet dan betaald worden vanaf de datum van begraving.
Artikel 2.3
Bij ontruiming van niet-geconcedeerde gronden worden de nabestaanden gedurende 1 jaar voor het vervallen van de begravingstermijn op de hoogte gebracht door middel van:
De belanghebbenden krijgen vanaf dan 1 jaar de tijd om de graftekens en de voorwerpen erop op eigen risico weg te nemen. Het wegnemen van een grafteken kan enkel na afspraak met de dienst burgerzaken.
Er is geen mogelijkheid om de niet-geconcedeerde begraving om te vormen naar een concessie.
Na die termijn worden de niet-verwijderde graftekens eigendom van de gemeente. De gemeente zal ze weg doen. Het college van burgemeester en schepenen beslist over de bestemming van de materialen.
Voor de ruiming van een niet-geconcedeerd perceel wordt een stappenplan opgemaakt en dit ten laatste voor het einde van 2019.
Artikel 2.4
Wie een asurne uit een niet-geconcedeerd graf thuis wil bewaren, (bij toepassing van artikel 24 en 24 bis, van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, zoals tot op heden gewijzigd) moet schriftelijk een aanvraag indienen bij de burgemeester. Dit kan gedaan worden door de nog levende echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner, de ouders en/of de kinderen.
Deze aanvraag kan ingediend worden tot zolang de procedure van ontruiming van de niet-geconcedeerde graven loopt. De plaats van bewaring of verstrooiing wordt in de aanvraag aangeduid. De aanvraag kan slechts éénmaal ingediend worden.
De bepalingen in verband met de ontgraving zijn van toepassing. Deze zijn opgenomen in het gemeentelijk politiereglement en het gemeentelijk belastingreglement op de ontgravingen.
Als de thuisbewaring ophoudt, kan de as van de overledene uitgestrooid worden op de strooiweide van de gemeentelijke begraafplaats. Ook kan de asurne terug bijgezet of begraven worden in een concessie op de gemeentelijke begraafplaats.
Hoofdstuk 3: Concessies
Artikel 3.1
Zolang er plaats is op de begraafplaatsen, worden concessies verleend voor begravingen. De kostprijs is vastgelegd in het gemeentelijk retributiereglement.
Een concessie wordt toegekend voor maximum 3 personen. Als men meer dan 3 personen samen wilt begraven moet men een concessie nemen voor meerdere percelen.
Artikel 3.2
Iedere persoon of rechtspersoon kan een concessie schriftelijk aanvragen bij het college van burgemeester en schepenen.
De naam van de eerst overledene voor wie het graf bestemd is moet in de aanvraag vermeld worden. De namen van de eventuele tweede en derde persoon voor wie het graf bestemd is kunnen ook vermeld worden, of mogen eventueel achteraf nog doorgegeven worden.
Bij elke bijbegraving wordt de concessie automatisch hernieuwd met eenzelfde periode als oorspronkelijk gekozen.
Artikel 3.3
Het college van burgemeester en schepenen geeft de concessie volgens het huishoudelijk reglement en het retributiereglement.
Het college van burgemeester en schepenen kan de concessie stopzetten bij toepassing van een procedure van verwaarlozing en naar aanleiding van een aanvraag tot vervroegde beëindiging van een concessie.
Artikel 3.4
Er kunnen geen concessies verleend worden vóór het overlijden. Een uitzondering is een meervoudige concessie, waarbij de toegewezen plaats onmiddellijk gebruikt wordt voor een overleden persoon en de tweede of derde plaats voorbehouden wordt aan:
Artikel 3.5
De concessies worden toegekend voor een termijn van 20, 30 of 50 jaar. De periode start op de datum van het eerste overlijden. De namen kunnen enkel door de concessiehouder of zijn erfgenamen schriftelijk gewijzigd worden. Het aantal voorbehouden plaatsen kan niet gewijzigd worden.
Naar aanleiding van een bijbegraving in het perceel, worden de concessie van de al begraven personen ambtshalve hernieuwd tot de vervaldatum toegekend voor de laatst bijbegraven persoon. De retributie, voor de hernieuwing van de concessie van de al begraven personen, wordt berekend in verhouding tot het aantal jaren dat de oorspronkelijk toegekende termijn wordt overschreden en wordt op het ogenblik van de bijbegraving, samen met de retributie van de nieuwe bijbegraving, betaald.
Op schriftelijk verzoek en voor het verstrijken van de oorspronkelijk toegekende concessietermijn, kunnen de concessies hernieuwd worden met een periode van respectievelijk 10, 20, 30 of 50 jaar, die aanvangt op de vervaldatum van de concessie.
De retributie wordt op het ogenblik van het indienen van de aanvraag tot hernieuwing betaald.
Artikel 3.6
Toepassing van artikel 24 en 24 bis van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging
Wie een asurne uit een geconcedeerd graf thuis wil bewaren (retro-actieve thuisbewaring), moet schriftelijk een aanvraag indienen bij de burgemeester. Dit kan gedaan worden door de nog levende echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner, de ouders en/of de kinderen.
Deze aanvraag kan ingediend worden zolang de termijn van de concessie loopt of zolang de procedure van de hernieuwing van de concessie loopt. De plaats van bewaring of verstrooiing wordt in de aanvraag aangeduid. De aanvraag kan slechts éénmaal ingediend worden.
De bepalingen in verband met de ontgraving zijn van toepassing. Deze zijn opgenomen in het gemeentelijk politiereglement en het gemeentelijk belastingreglement op de ontgravingen.
Als de thuisbewaring ophoudt, kan de as van de overledene uitgestrooid worden op de strooiweide van de gemeentelijke begraafplaats. Ook kan de asurne terug bijgezet of begraven worden in een concessie op de gemeentelijke begraafplaats.
De geconcedeerde nis of perceel wordt gedurende een termijn van 2 jaar bewaard.
De bewaringstermijn heeft geen invloed op de oorspronkelijk toegekende concessietermijn.
Wanneer na twee jaar de asurne niet wordt teruggebracht naar de begraafplaats, wordt de concessie automatisch opgeheven.
De betaalde concessieprijs kan niet teruggevraagd worden.
Voortijdige beëindiging van de concessie tijdens de retroactieve thuisbewaring
Wanneer op het ogenblik van de aanvraag tot retroactieve thuisbewaring door de nabestaanden al gekozen wordt om de asurne niet meer terug te brengen, of wanneer door de nabestaanden gekozen wordt voor een asverstrooiing op een andere plaats dan de begraafplaats, dan worden de bepalingen van artikel 3.10 van het gemeentelijk huishoudelijk reglement toegepast.
Hernieuwing van de concessie tijdens de retroactieve thuisbewaring
Wanneer de concessie tijdens de periode van bewaring moet hernieuwd worden, zijn de modaliteiten van artikel 3.5 van het gemeentelijk huishoudelijk reglement van toepassing. Wanneer de concessie tijdens de periode van de bewaring niet hernieuwd wordt, is deze vervallen.
Artikel 3.7
Op de kinderbegraafplaats worden begravingen toegestaan tot en met de leeftijd van 12 jaar.
De concessies worden nominatief toegekend voor slechts 1 kind. Men kan kiezen voor een termijn van 20, 30 of 50 jaar. Deze begint op de datum van het overlijden. Er zijn geen bijbegravingen mogelijk.
Op schriftelijk verzoek en voor het verstrijken van de oorspronkelijk toegekende concessietermijn, kunnen de concessies hernieuwd worden met een periode van respectievelijk 10, 20, 30 of 50 jaar, Deze vangt aan op de vervaldatum van de concessie.
Artikel 3.8
Eeuwigdurende concessies, zoals voorzien in de wet van 21 juli 1971, worden niet meer toegekend. Bestaande kunnen gratis voor 50 jaar hernieuwd worden. Ze worden behandeld zoals de andere concessies.
Artikel 3.9
Iedereen kan een aanvraag tot voortijdige beëindiging van een concessie schriftelijk indienen bij het college van burgemeester en schepenen.
Indien de aanvraag niet wordt ingediend door de concessiehouder, zal deze schriftelijk verwittigd worden.
De aanvraag wordt gedurende een termijn van 6 maanden aangeplakt aan de ingang van de begraafplaats en aan het desbetreffende perceel.
Bezwaren tegen een aanvraag tot voortijdige beëindiging moeten schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen. De concessiehouder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.
Bij een voortijdige beëindiging van de concessie kan de betaalde concessieprijs niet teruggevraagd worden. De niet-verwijderde graftekens worden eigendom van de gemeente. De gemeente zal ze weg doen. Het college van burgemeester en schepenen beslist over de bestemming van de materialen.
Artikel 3.10
In geval van terugneming van een perceel wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden, kunnen de concessiehouders geen aanspraak maken op enige vergoeding.
Zij hebben slechts het recht op het kosteloos bekomen van een perceel of een nis van dezelfde afmetingen op een ander deel van de begraafplaats of een andere gemeentelijke begraafplaats, tot het einde van de al toegekende concessietermijn.
Hoofdstuk 4: Percelen – Afmetingen Grafmonumenten – Graftekens – Gedenkplaten – Beplantingen - Onderhoud
Artikel 4.1
Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft iedereen het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te (doen) plaatsen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.
Op het perceel, waarin een stoffelijk overschot of een asurne begraven werd in geconcedeerde grond, moet binnen het jaar aanwezig zijn:
Op een geconcedeerde nis van het columbarium moet uiterlijk binnen het jaar een naamplaat worden aangebracht.
Op een geconcedeerd perceel van het urnenveld moet uiterlijk binnen het jaar een afdekplaat geplaatst worden.
Ingeval van bijbegraving wordt na de begrafenis het perceel zonder uitstel in een ordentelijke staat gebracht. De afzoming, de graftekens of de afdekplaten worden binnen het jaar geplaatst.
Indien binnen het jaar de plaatsing van de afzoming, de grafzerk of de afdekplaat niet is uitgevoerd, of indien tijdens de verdere duur van de concessie niet langer aan die voorwaarden voldaan is, kan de procedure voor verwaarlozing van graven gestart worden.
Artikel 4.2
Naamplaten op de herdenkingszuil
De naamplaatjes op het herdenkingsmonument van de strooiweide op alle begraafplaatsen kunnen op vraag door het gemeentebestuur geleverd worden volgens het model vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen.
De naamplaatjes worden 15 jaar na de overlijdensdatum verwijderd.
Afmetingen percelen:
- Op alle begraafplaatsen voor de begraving van een stoffelijk overschot in een kist of lijkwade met of zonder concessie:
Stoffelijk overschot | Lengte | Breedte |
Persoon – 12 jaar | 1,5 m | 75 cm |
Perso(o)n(en) + 12 jaar | 2 m | 1 m |
- Op de begraafplaatsen van Bekkevoort Kerkhofweg, Molenbeek en Assent Pastorijstraat voor de begraving van een urne op het urnenveld met of zonder concessie:
Lengte | Breedte |
1 m | 1 m |
- Op de begraafplaats van Wersbeek Halensebaan voor de begraving van een urne op het urnenveld met of zonder concessie:
Lengte | Breedte |
70 cm | 0,70 m |
Artikel 4.3
Met betrekking tot de plaatsing van de graftekens moeten de voorbereidende werken volledig buiten de muren van de begraafplaatsen uitgevoerd worden. Na de plaatsing van de graftekens mogen geen materialen achtergelaten worden.
Artikel 4.4
Afmetingen van de graftekens op de percelen met of zonder concessie.
1. Begraafplaats Assent Pastorijstraat.
Begravingen van stoffelijke overschotten en/of urnen.
Men kan een keuze maken uit 3 modellen van graftekens met volgende afmetingen (technische fiche kan men bekomen op aanvraag):
Bepalingen van toepassing op alle modellen:
Materiaal: vrije keuze.
Grondplaat: 75 cm x 75 cm (gelijk met het maaiveld)
Dekplaat: 45 cm x 45 cm - dikte: 5 cm.
Specifieke bepalingen:
Model 1
Totale hoogte: 80 cm (gemeten van op het maaiveld)
Hoogte van de zuil: 75 cm - Dikte van de zuil: 15 cm - Breedte van de zuil: 30 cm.
De zuil wordt aangebracht in de rechterbovenhoek van de dekplaat.
Model 2
Totale hoogte: 80 cm (gemeten van op het maaiveld)
Hoogte van het kruis: 75 cm - Dikte van het kruis: 15 cm - Breedte van het kruis: 45 cm.
Het kruis wordt aangebracht in de rechterbovenhoek van de dekplaat.
Model 3
Totale hoogte: 5 cm (vanaf het maaiveld)
Grondplaat: 75 cm x 75 cm
Dekplaat: 45 m x 45 cm
De graftekens of de afzoming moeten zodanig geplaatst worden dat er een vrije ruimte van 12,5 cm wordt gerespecteerd. Deze ruimte moet vrij blijven, er mag geen beplanting, bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp worden geplaatst. Inbreuken hierop worden verwijderd.
Afdekplaten columbarium.
De naamplaten dienen de volgende afmetingen te hebben:
Horizontaal | Verticaal | Maximum dikte |
25 cm | 25 cm | 1 cm |
Begravingen van urnen op het urnenveld.
De graftekens op het urnenveld moeten de hiernavolgende afmetingen hebben:
Lengte | Breedte | Maximum hoogte |
50 cm | 50 cm | 5 cm |
2. Begraafplaats Bekkevoort Kerkhofweg.
Begravingen van stoffelijke overschotten en/of urnen.
Leeftijd | Lengte | Breedte | Maximum hoogte |
- 12 jaar, | 1,15 m | 65 cm | 90 cm |
+ 12 jaar | 1,80 m | 90 cm | 1 m |
De graftekens of de afzoming moeten geplaatst worden, zodanig dat er een vrije ruimte van 10 cm wordt gerespecteerd. Deze ruimte moet vrij blijven, er mag geen beplanting, bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp worden geplaatst. Inbreuken hierop worden verwijderd.
Afdekplaten columbarium.
De afdekplaten kunnen door het gemeentebestuur geleverd worden, volgens een door het college van burgemeester en schepenen vastgesteld model.
Begravingen van urnen op het urnenveld.
Lengte | Breedte | Maximumhoogte |
50 cm | 50 cm | 5 cm |
3. Begraafplaats Wersbeek Halensebaan
Begravingen van stoffelijke overschotten en/of urnen.
Er moet een grondplaat geplaatst worden gelijk met het maaiveld met een breedte van 1 m en diepte 0.50 m.
De rug van het grafteken moet de hiernavolgende afmetingen hebben:
Leeftijd | Rugdikte | Breedte | Maximum rughoogte |
- 12 jaar, | 10 cm | 60 cm | 60 cm |
+ 12 jaar | 10 cm | 80 cm | 80 cm |
De overgebleven vrije zone van het perceel moet vrijgehouden worden, er mag geen beplanting, bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp worden geplaatst. Inbreuken hierop worden verwijderd.
Afdekplaten columbarium.
Op de nissen van de columbaria wordt een afdekplaat bevestigd met daarop de naam van de overledene.
Begravingen van urnen op het urnenveld.
De graftekens op het urnenveld moeten de hiernavolgende afmetingen hebben:
Lengte | Breedte | Maximum hoogte |
50 cm | 50 cm | 5 cm |
4. Begraafplaats Molenbeek.
Begravingen van stoffelijke overschotten en/of urnen.
De graftekens op de begraafplaats van Bekkevoort moeten de hiernavolgende afmetingen hebben:
Leeftijd | Lengte | Breedte | Maximum hoogte |
- 12 jaar, | 1,15 m | 65 cm | 90 cm |
+ 12 jaar | 1,80 m | 90 cm | 1 m |
De graftekens of de afzoming moeten geplaatst worden, zodanig dat er een vrije ruimte van 10 cm wordt gerespecteerd. Deze ruimte moet vrij blijven, er mag geen beplanting, bedekkingsmateriaal of enig ander voorwerp worden geplaatst. Inbreuken hierop worden ambtshalve verwijderd.
Afdekplaten columbarium.
Op de nissen van de columbaria wordt een afdekplaat bevestigd met daarop de naam van de overledene.
Begravingen van urnen op het urnenveld.
De graftekens op het urnenveld moeten de hiernavolgende afmetingen hebben:
Lengte | Breedte | Maximum hoogte |
50 cm | 50 cm | 5 cm |
Artikel 4.5.
Foetussen kunnen, geheel vrijblijvend, op de sterretjesweide van de begraafplaats van Bekkevoort begraven worden. De naamplaatjes kunnen door het gemeentebestuur worden geleverd volgens het model, vastgelegd door het college van burgemeester en schepenen. Ze worden 15 jaar bewaard en zijn verlengbaar met eenzelfde termijn op aanvraag.
Artikel 4.6.
De aanplantingen op de graftekens en eventuele andere voorwerpen moeten zo geplaatst en onderhouden worden dat zij niet buiten de afmetingen van het graf komen. Het zicht op de naamgegevens op het grafteken mag niet belemmerd worden. De hoogte moet beperkt zijn tot 50 cm.
Het is niet toegelaten op de afdekplaat van het urnenveld enige constructie te plaatsen:
Verwelkte beplanting wordt verwijderd.
Artikel 4.7
Wanneer een asurn uit het columbarium of uit het urneveld mee naar huis genomen wordt, verwijderen de gemeentediensten de afdekplaat.
De verwijdering en de herplaatsing van de afdekplaat van het urnengraf en van de columbariumnis gebeurt in opdracht en op kosten van de aanvrager van de thuisbewaring.
Voor de verwijdering en de herplaatsing wordt een afspraak gemaakt met het gemeentebestuur.
De bepalingen met betrekking tot de plaatsing van graftekens, opgenomen in het gemeentelijk politiereglement, zijn van toepassing.
De herplaatsing van de afdekplaat en de herplaatsing van het urnenveldmonument moet binnen een termijn van 1 maand gebeuren.
De aanvrager van de retroactieve thuisbewaring is verantwoordelijk voor eventuele schade.
Artikel 4.8
Wanneer een begraving om gelijk welke reden ten einde loopt, worden de niet-weggenomen graftekens en de nog bestaande constructies eigendom van de gemeente. Het college van burgemeester en schepenen bepaalt de bestemming van de graftekens.
Hoofdstuk 5: Sluiting van een begraafplaats
Artikel 5.1
Bij sluiting en/of wijziging van de bestemming van de begraafplaats kunnen de concessiehouders geen aanspraak maken op enige vergoeding. Zij hebben enkel recht op een perceel of nis van dezelfde afmetingen op een andere gemeentelijke begraafplaats tot het einde van de concessietermijn. De eventuele kosten voor het overbrengen van de stoffelijke overschotten zijn ten laste van het gemeentebestuur. Wie het overbrengen van de graftekens aanvraagt betaalt de kosten. Het recht op het kosteloos bekomen van een nieuw perceel of nis is afhankelijk van het indienen van een aanvraag door een belanghebbende.
Hoofdstuk 6: Graven van lokaal historisch belang - Peterschap
Artikel 6.1
Het college van burgemeester en schepenen bepaalt autonoom welke graven van historisch belang zijn.
Deze graftekens worden gedurende 50 jaar bewaard. De termijn is verlengbaar.
Het onderhoud is ten laste van het gemeentebestuur.
Artikel 6.2
Iedereen kan een aanvraag indienen om het peterschap over een bepaald grafteken op een geconcedeerd perceel te verwerven.
Door de toekenning van het peterschap verbindt de aanvrager er zich toe om, gedurende een welbepaalde periode, een welbepaald grafteken te behouden. De aanvrager mag onderhouds- en restauratiewerken uitvoeren zonder de oorspronkelijke staat van het grafteken te wijzigen.
Het gemeentebestuur blijft eigenaar van het grafteken. In het betrokken perceel worden geen nieuwe begravingen toegestaan.
Het peterschap kan enkel aangevraagd worden voor graftekens van een geconcedeerd perceel, opgenomen in een procedure van ontruiming en voor graftekens van een geconcedeerd perceel, opgenomen in een procedure van hernieuwing van concessies, waarvan de concessie niet hernieuwd wordt.
De aanvraag tot peterschap wordt schriftelijk ingediend bij het college van burgemeester en schepenen en moet gemotiveerd worden.
Het college van burgemeester en schepenen kent het peterschap toe, na advies van een werkgroep. Deze is samengesteld uit de burgemeester, de schepen van cultuur, en een afvaardiging van de diensten cultuur, burgerzaken en de technische dienst.
Voor het peterschap wordt een overeenkomst gesloten. Hierin worden de richtlijnen van de restauratie en het onderhoud van het grafteken opgenomen, alsook de termijn van het peterschap.
De aanvrager is aansprakelijk voor eventuele schade aan het grafteken die als gevolg van werken in zijn of haar opdracht zijn uitgevoerd.
De verwerving van het peterschap is gratis. De aanvrager kan geen aanspraak maken op vergoedingen of compensaties.
Het peterschap kan met een plaatje bekend gemaakt worden aan het grafteken, op de in de overeenkomst vastgestelde plaats.
Het peterschap is geen verplichting. Het bevordert echter de esthetische aspecten van de begraafplaatsen en kan de inschrijvingen op de lijst van graven van lokaal historisch belang en de daarbij horende kosten enigszins beperken.
Hoofdstuk 7: Speciale parken
Artikel 7.1
Op het erepark van de begraafplaats Bekkevoort kunnen de burgemeesters en de ereburgemeesters begraven worden. Het samenbegraven wordt beperkt tot echtgenoten, en samenwonende partners. Het concessiesysteem, voorgeschreven in artikel 3.5, is van toepassing.
Hoofdstuk 8: Slotbepalingen
Artikel 8.1
Alle niet in dit reglement voorziene gevallen worden beslecht door het college van burgemeester en schepenen, in zoverre zij niet door een wet, besluit of decreet aan een andere overheid worden toegewezen.
Artikel 8.2
Elke bij hoogdringendheid genomen beslissing van de burgemeester wordt ter kennis gebracht aan het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 8.3
Dit huishoudelijk reglement betreffende de gemeentelijke begraafplaatsen vervangt alle vorige reglementeringen en beslissingen. Er bestaat aanvullend een politiereglement.
Artikel 2: Dit reglement treedt in werking op 1 december 2019.
Het huishoudelijk reglement van 26/10/2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 december 2019.
Artikel 3: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
GOEDKEURING RETRIBUTIEREGLEMENT BEGRAAFPLAATSEN
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het volgend retributiereglement op de begraafplaatsen goed te keuren. De integrale tekst luidt als volgt:
Artikel 1: Vanaf 1 december 2019 worden, voor de inwoners van de gemeente Bekkevoort, de hiernavolgende retributies op de concessies van de begraafplaatsen aangerekend:
Concessie maximum 3 personen | 20 jaar, vanaf de datum van overlijden | 200 euro per persoon |
30 jaar, vanaf de datum van overlijden | 300 euro per persoon | |
50 jaar, vanaf de datum van overlijden | 500 euro per persoon |
Naar aanleiding van elke bijbegraving in de concessie wordt voor de reeds begraven personen in het perceel, een retributie aangerekend in verhouding tot het aantal jaren dat de oorspronkelijk toegekende termijn van de concessie wordt overschreden.
Artikel 2: Vanaf 1 december 2019 worden voor de inwoners van de gemeente Bekkevoort de hiernavolgende retributies voor de hernieuwing van de concessies van de begraafplaatsen goedgekeurd:
10 jaar, vanaf de vervaldatum van de concessie | 150 euro per persoon |
20 jaar, vanaf de vervaldatum van de concessie | 200 euro per persoon |
30 jaar, vanaf de vervaldatum van de concessie | 300 euro per persoon |
50 jaar, vanaf de vervaldatum van de concessie | 500 euro per persoon |
Artikel 3: Vanaf 1 december 2019 worden voor de niet-inwoners van Bekkevoort de in artikel 1 van dit reglement vermelde retributies betreffende de concessies en de in artikel 2 van dit reglement vermelde retributies betreffende de hernieuwing van de concessies verdubbeld.
Voor de asverstrooiing van niet-inwoners op een gemeentelijke begraafplaats wordt de werkelijke kostprijs hiervan aangerekend aan de nabestaanden.
Artikel 4: De retributie inwoner/niet inwoner wordt beoordeeld op het moment van overlijden:
Inwoner is de persoon die op het ogenblik van het overlijden:
• Ingeschreven was in één van de bevolkingsregisters van Bekkevoort.
• De gemeente effectief bewoont, doch krachtens wettelijke bepalingen of internationale overeenkomsten vrijgesteld is van inschrijving in één van de bevolkingsregisters van Bekkevoort.
• Met de vorige categorieën wordt gelijkgesteld, personen die vroeger in één van de bevolkingsregisters van Bekkevoort waren ingeschreven gedurende minstens 20 jaar.
Artikel 5: De verschuldigde retributies dienen, per persoon, bij het indienen van de aanvraag tot het bekomen of tot het hernieuwen van een concessie onmiddellijk betaald te worden door de aanvrager of na ontvangst van de factuur en binnen de termijn die daarop vermeld is.
Bij gebreke aan betaling in der minne zal de retributie ingevorderd worden via dwangbevel overeenkomstig artikel 177 van het decreet lokaal bestuur of via gerechtelijke weg.
Artikel 6: Indien de retributie voor de concessie niet betaald wordt binnen de vooropgestelde termijn, kan het college van burgemeester en schepenen beslissen om de concessie om te zetten naar een gewone begraving.
Artikel 2: Dit reglement treedt in werking op 1 december 2019. Het retributiereglement van 26 oktober 2015 wordt ingetrokken m.i.v. 1 december 2019.
Artikel 3: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
GOEDKEURING POLITIEREGLEMENT BEGRAAFPLAATSEN
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het volgend politiereglement op de begraafplaatsen goed te keuren. De integrale tekst luidt als volgt:
Hoofdstuk 1: Algemeenheden
Artikel 1.1.
Elk overlijden in de gemeente moet zo vlug mogelijk aangegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens ingeval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente.
Het overlijden wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand vastgesteld op basis van een getuigschrift afgeleverd door de behandelende geneesheer of een geneesheer hiertoe aangesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Artikel 1.2
Diegene die voor de begraving instaat regelt met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Bij ontstentenis daaraan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan.
Artikel 1.3
Het gemeentebestuur beslist over de datum en het uur van de begraving. Behoudens in speciale gevallen, op advies van de behandelende geneesheer, zal de begrafenis ten vroegste plaatshebben 24 uren na de aanvraag.
Artikel 1.4.
Tot vormneming, balseming of kisting mag niet overgegaan worden zolang het overlijden niet werd vastgesteld door de behandelende geneesheer of de geneesheer hiertoe aangesteld, ofwel, wanneer het overlijden te wijten is aan een gewelddadige of verdachte oorzaak, na vrijgave van het lijk door de procureur des Konings.
Behalve om te voldoen aan een gerechtelijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer geopend worden.
Artikel 1.5.
Op het grondgebied van Bekkevoort wordt een plaats ter beschikking gesteld voor de bewaring van stoffelijke overschotten omdat:
a. een identificatie van onbekende personen nodig is;
b. een lijkschouwing ingevolge een rechterlijke beslissing nodig is;
c. het vervoer noodzakelijk is voor de vrijwaring van de openbare gezondheid;
d. de bewaring op de plaats van het overlijden niet mogelijk is;
e. het vervoer naar voormelde locatie aangevraagd werd door de familie van de overledene, of bij ontstentenis, door enige belanghebbende;
De lijken mogen slechts naar de locatie vervoerd worden na officiële vaststelling van het overlijden.
In de gevallen onder e. mogen de lijken slechts naar de locatie gebracht worden mits een voorafgaandelijke machtiging van de burgemeester, afgeleverd na de officiële vaststelling van het overlijden.
In de gevallen vermeld onder c. is de overbrenging naar de locatie verplicht.
Hoofdstuk 2: Lijkbezorging
Artikel 2.1
Het lijkenvervoer wordt waargenomen door private ondernemingen onder toezicht van het gemeentebestuur.
Het stoffelijk overschot van een buiten de gemeente overleden persoon mag er niet in bewaring gegeven of teruggebracht worden zonder machtiging van de burgemeester.
Artikel 2.2.
Asverstrooiingen gebeuren op een hiertoe voorbehouden strooiweide door een gemeentelijke aangestelde.
Hoofdstuk 3: Ontgravingen
Artikel 3.1.
Ontgravingen zijn enkel mogelijk:
• op bevel van de gerechtelijke overheid;
• bij terugneming van het geconcedeerd perceel of de nis wegens openbaar belang of dienstnoodwendigheden;
• bij wijziging van de bestemming van de begraafplaats;
• bij toepassing van artikel 24 en 24bis van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, zoals tot op heden gewijzigd en mits voorafgaande machtiging van de burgemeester;
• op verzoek van de overlevende echtgeno(o)te of samenwonende partner en de bloedverwanten 1e graad en mits voorafgaande machtiging van de burgemeester. Het verlenen van toestemming tot opgraving door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen.
Ingeval van herbegraving moet vooraf een toelating tot herbegraving worden bekomen op een gemeentelijke begraafplaats of een begraafplaats buiten de gemeente. Het stoffelijk overschot moet onmiddellijk naar de nieuwe bestemming worden vervoerd en begraven, mits inachtneming van alle voorschriften.
De belasting op ontgraving wordt geregeld in het belastingreglement op ontgravingen van veraste en niet-veraste stoffelijke overschotten, goedgekeurd in de gemeenteraad van 30 september 2019.
Ingeval van crematie, wordt de as behandeld overeenkomstig artikel 19 en 24 van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 16 januari 2004, zoals tot op heden gewijzigd.
Artikel 3.2.
Dag en uur van de ontgraving worden door de burgemeester bepaald. De begraafplaats dient op dat tijdstip voor het publiek gesloten te worden.
De kosten van de ontgraving worden betaald door de aanvrager aan diegene die de ontgraving doet. De belasting op ontgraven, goedgekeurd bij gemeenteraadsbesluit van 30 september 2019, wordt aan de gemeente betaald vóór het uitvoeren van de werken.
Artikel 3.3.
Indien de staat van de kist of de urne het vereist, schrijft de burgemeester of zijn gemachtigde voor dat ze vernieuwd wordt of dat elke andere maatregel genomen wordt die van aard is de welvoeglijkheid of de openbare gezondheid te beschermen.
Indien de asurne, naar aanleiding van de toepassing van artikel 24 en 24bis van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, beschadigd is, moet deze vervangen worden.
Indien wordt vastgesteld dat kledingstukken of andere omhulsels het verteringsproces ernstig vertragen moet de ondoordringbaarheid voor lucht van deze omhulsels bij herkisting worden opgeheven. Zo mogelijk wordt het storende omhulsel verwijderd.
De kosten ter zake zijn ten laste van de aanvrager van de ontgraving.
Tijdens een eventueel transport van de onverteerde resten wordt gebruikgemaakt van een al dan niet herbruikbare lucht- en vloeistofdichte kist.
Hoofdstuk 4: Graftekens, onderhouds- en beplantingswerken
Artikel 4.1.
Op de gemeentelijke begraafplaatsen gebeurt de plaatsing, de wegneming of de verbouwing van graftekens en de uitvoering van beplantingen onder toezicht van de burgemeester of zijn gemachtigde en dit binnen de uren en termijnen die opgelegd worden.
Artikel 4.2.
Er mogen enkel werken worden verricht tijdens de openingsuren van de begraafplaatsen. Op zondagen en wettelijke feestdagen mogen geen werken worden uitgevoerd.
De plaatsingen van grafmonumenten en andere werken kunnen enkel worden uitgevoerd, mits afspraak met de verantwoordelijke van de begraafplaats of plaatsvervanger.
Alle werken die, als voorbereiding, elders mogelijk zijn, mogen niet op de begraafplaats geschieden. De materialen moeten derhalve zoveel als mogelijk geprefabriceerd ter plaatse worden gebracht om de werken om de begraafplaats tot het volstrekt minimum te beperken.
De werken moeten binnen de kortst mogelijke termijn worden voltooid. Zo de werken niet werden beëindigd op sluitingsuur, dan dienen materieel en voertuigen van de begraafplaats worden verwijderd.
Artikel 4.3.
Op zondagen en wettelijke feestdagen en vanaf de voorlaatste werkdag van oktober tot en met 2 november is het verboden, behoudens toestemming van de burgemeester of zijn gemachtigde, op de gemeentelijke begraafplaatsen graftekens te plaatsen, bouw- en beplantings- of aanaardingswerk aan de graven uit te voeren.
Artikel 4.4.
De graftekens en de aanplantingen moeten voldoen aan de bepalingen van het huishoudelijk reglement betreffende de begraafplaatsen. Op geconcedeerde percelen moet gedurende de hele duur van de concessie een grafteken behouden blijven.
De opschriften en de grafschriften moeten steeds leesbaar zijn, en zullen van dien aard zijn om de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden verschuldigde eerbied te vrijwaren.
Gedenktekens die niet overeenstemmen met de bepalingen van de gemeentelijke reglementering dienen terug verwijderd te worden door diegenen in wiens opdracht ze geplaatst werden. De betrokkene(n), indien gekend, zullen hiervoor schriftelijk in gebreke worden gesteld. Wanneer geen opdrachtgevers bekend zijn zal een bericht gedurende 6 maanden worden uitgehangen aan het grafteken en aan de ingang van de begraafplaats. Bij gebrek aan herstel binnen een periode van 6 maanden na de ingebrekestelling of na de aanplakking van het bericht zal de verwijdering door het gemeentebestuur gebeuren, en zullen de kosten ten laste gelegd worden van de bekende opdrachtgever(s).
Artikel 4.5.
Op de gemeentelijke begraafplaatsen is het onderhoud van de percelen en alles wat zich erop bevindt de verantwoordelijkheid van de belanghebbenden.
Verwaarlozing wordt vastgesteld in een akte van de burgemeester. Die akte blijft een jaar bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. In de mate van het mogelijke zullen de familieleden worden verwittigd.
Na het verstrijken van deze termijn en bij niet herstelling worden de concessies beëindigd door het college van burgemeester en schepenen. Van ambtswege wordt overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen.
Ingeval van dringende noodzakelijkheid kan de burgemeester ambtshalve gedenktekens doen wegnemen zonder verhaal of aanspraak op vergoeding. De dringende noodzaak zal worden vastgesteld in een akte, opgemaakt door de burgemeester, die wordt aangeplakt aan het graf en aan de ingang van de begraafplaats, en zal verstuurd worden aan de concessiehouder of zijn of haar gekende nabestaande of belanghebbende.
Artikel 4.6.
Het gemeentebestuur staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen.
Hoofdstuk 5: Ordemaatregelen
Artikel 5.1.
De begraafplaatsen zijn toegankelijk voor het publiek alle dagen op volgende uren:
• Van 01 april tot 30 september: 08.30 uur tot 22.00 uur.
• Van 01 oktober tot 31 maart: 08.30 uur tot 19.00 uur.
Voor dienstnoodwendigheden kunnen de begraafplaatsen, tijdens deze openingsuren, op bevel van de burgemeester tijdelijk voor het publiek gesloten worden.
De begraafplaatsen mogen enkel betreden worden door voetgangers, vervoermiddelen van gehandicapte personen, lijkwagens ter gelegenheid van begrafenissen, en andere voertuigen die mits machtiging van de burgemeester of zijn aangestelde. Het is toegelaten de begraafplaats te betreden met huisdieren aan de leiband.
Artikel 5.2.
Op de begraafplaatsen is het verboden gelijk welke daad te stellen, houding aan te nemen of manifestatie op touw te zetten die de welvoeglijkheid van de plaats, de orde en de eerbied voor de doden stoort of kan storen.
Artikel 5.3.
Op de begraafplaatsen is het aanbrengen van elke aanplakking, reclame, opschriften en voorwerpen die niet voorzien zijn in de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging verboden.
Artikel 5.4.
Het is verboden op de begraafplaatsen te leuren, gelijk welke voorwerpen uit te stallen of te verkopen of zijn diensten aan te bieden tegen betaling.
Artikel 5.5.
Het is verboden papier, verpakkingsmiddelen en soortgelijk of ander afval op de begraafplaatsen achter te laten, behoudens in de ter beschikking staande containers.
Artikel 5.6
De gevonden voorwerpen op de begraafplaats moeten op de dienst burgerzaken van de gemeente worden afgegeven.
Artikel 2: Dit reglement treedt in werking op 1 december 2019.
Het politiereglement op de begraafplaatsen van 26 oktober 2015 wordt ingetrokken met ingang van 1 december 2019.
Artikel 3: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTINGREGLEMENT OP LEEGSTAANDE WONINGEN EN GEBOUWEN 2020-2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het belastingreglement op leegstaande woningen en gebouwen voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 als volgt goed te keuren:
Artikel 1: Belastbare grondslag
§ 1. Er wordt een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1 van het reglement op de inventarisatie van leegstaande woningen goedgekeurd in de gemeenteraad van 27 maart 2017.
§ 2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Artikel 2: Belastingplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde betreffende het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§ 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§ 3. De overdrager van het zakelijk recht moet de verkrijger ervan in kennis stellen dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.
Tevens moet hij per aangetekend schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de interlokale vereniging Hartje Hageland Oost, binnen twee maanden na het verlijden van de notariële akte.
Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:
• naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;
• datum van de akte, naam en standplaats van de notaris;
• nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het gebouw.
Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van §1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd.
Artikel 3: Tarief van de belasting
De basisbelasting bedraagt:
• 990 euro voor een woning of gebouw
Dit bedrag is gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemt overeen met de index van november 2009. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat.
Artikel 4: Vrijstellingen
§ 1. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:
1° de belastingplichtige die volle eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige andere woning.
Deze vrijstelling geldt gedurende de eerste drie jaar volgend op de datum van de eigendomsverwerving;
2° de belastingplichtige die volle eigenaar is van meer dan één enkele woning. Deze vrijstelling geldt gedurende één jaar volgend op de datum van de eigendomsverwerving;
3° de belastingplichtige die kan bewijzen dat de woning verkocht is aan de hand van een onderhandse verkoopovereenkomst, ook al is de authentieke akte nog niet verleden.
Deze vrijstelling geldt gedurende het eerste jaar volgend op de datum van de onderhandse verkoopovereenkomst;
4° de belastingplichtige, indien deze houder van het zakelijk recht de laatste bewoner is van de geïnventariseerde woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte, die tijdelijk of permanent in een erkende ouderenvoorziening verblijft of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische of penitentiaire instelling, of ziekenhuis. Het bewijs van het verblijf wordt geleverd door de erkende ouderenvoorziening, instelling of ziekenhuis waar de belastingschuldige verblijft.
Deze vrijstelling geldt gedurende de eerste drie jaar van het verblijf in een erkende ouderenvoorziening, instelling of ziekenhuis;
5° de belastingplichtige, indien deze houder van het zakelijk recht de laatste bewoner is van de geïnventariseerde woning die hij als hoofdverblijfplaats gebruikte, waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing. Deze vrijstelling geldt ook voor de verlengde minderjarige en voor hen die onder bewindvoering staan.
Deze vrijstelling geldt gedurende de eerst drie jaar van de periode die wordt aangegeven door de gerechtelijke beslissing.
§ 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning :
1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan. Deze vrijstelling geldt gedurende vijf jaar vanaf de definitieve goedkeuring van het onteigeningsplan;
2° krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument.
Deze vrijstelling geldt gedurende de volledige duur van bescherming als monument;
3° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp.
Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
4° onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik;
5° gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning;
6° gerenoveerd wordt blijkens een meldingsplichtig werk en/of gedetailleerd renovatieschema waarvoor een minimuminvestering van 5000 euro gedaan werd en dat onder de volgende categorieën valt :
Categorie 1: structurele elementen: werken aan muren, vloeren, plafonds
Categorie 2: dak: volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het dak van de woning
Categorie 3: de volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het buitenschrijnwerk
Categorie 4: technische installaties
a.plaatsing van een verwarmingsketel
b.de gehele of gedeeltelijke vernieuwing van de elektrische huisinstallatie
c.de hele of gedeeltelijke vernieuwing van de sanitaire installaties
Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van één jaar volgend op de datum van opname in het leegstandregister.
Deze vrijstelling kan tot twee maal verlengd worden voor een periode van één jaar mits de vrijstelling opnieuw wordt aangevraagd en mits bewijs van de vorderingen van de werken wordt voorgelegd;
De belastingplichtige dient een gedetailleerd renovatieschema voor te leggen dat de volgende stukken bevat:
• een tekening of schets van het gebouw en/of de woning met aanduiding van de geplande werken;
• een volledige opsomming en korte beschrijving van de geplande werken;
• een raming van de kostprijs van de werken door een offerte voor de levering en plaatsing van materialen door een aannemer of een offerte voor de levering van materialen, indien de werken in eigen beheer worden uitgevoerd of een combinatie van beiden.
Artikel 5: Algemene bepalingen betreffende de inkohiering, vestiging, invordering en de bezwaarprocedure van de belasting
§1. De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
§2. De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
§3. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
• Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
• Deze indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
• Het bezwaar wordt gedagtekend en ondertekend door de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger en vermeldt:
1° de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige; het bezwaar van de belastingplichtige die zijn woonplaats niet heeft in het Vlaams gewest, bevat keuze van woonplaats in het Vlaams gewest;
2° het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en middelen;
3° indien de belastingplichtige dit wenst, de uitdrukkelijke vraag om gehoord te worden op een hoorzitting.
§4. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9 bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 6:
Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, en is bindend vanaf 1 januari 2020 tot 31 december 2025.
Artikel 7:
Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit, en in het bijzonder met de voorziene bekendmaking.
Artikel 2: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTINGREGLEMENT OP TWEEDE VERBLIJVEN 2020-2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het belastingreglement op tweede verblijven als volgt goed te keuren:
Artikel 1: Belastbaar feit
Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Artikel 2: Begripsomschrijving
Als tweede verblijf wordt beschouwd: een verblijfplaats waar op 1 januari van het aanslagjaar niemand is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente Bekkevoort of waar nog geen aanvraag tot inschrijving is ingediend.
Als een verblijfplaats wordt beschouwd: een onroerend goed of gedeelte ervan dat hoofdzakelijk is bestemd voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande.
Het gaat hier over elke woning dus ook over grote en kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden, en de met chalets gelijkgestelde caravans.
Artikel 3: Belastingplichtige
De belastingplichtige is de natuurlijke- of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar het zakelijke recht heeft op het tweede verblijf.
Wanneer er meerdere zakelijk gerechtigden zijn m.b.t. het tweede verblijf zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde belasting.
Ingeval van:
-erfpacht of opstalrecht is de belastingplichtige de erfpachter of de opstalhouder.
-vruchtgebruik is de belastingplichtige de vruchtgebruiker
Artikel 4: Berekeningsgrondslag en tarief
De belasting is ondeelbaar en voor het ganse belastingjaar verschuldigd door de belastingplichtige op 1 januari van het belastingjaar.
Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op:
1) voor tweede verblijven gelegen binnen een zone voor verblijfsrecreatie volgens het gewestplan: 250 euro (tweehonderdvijftig)
2) voor tweede verblijven gelegen buiten een zone voor verblijfsrecreatie volgens het gewestplan:
1° constructies met een totale bebouwde vloeroppervlakte (bijgebouwen inbegrepen) tot en met 40 m²: 500 euro (vijfhonderd)
2° constructies met een totale bebouwde vloeroppervlakte (bijgebouwen inbegrepen) groter dan 40 m²: 1000 euro (duizend).
(De totale bebouwde vloeroppervlakte wordt aan de buitenkant gemeten.)
Artikel 5: Vrijstellingen
Zijn vrijgesteld van belasting
• een verplaatsbare caravan of woonaanhangwagen;
• de verblijfplaatsen uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit en die kadastraal omschreven zijn als een niet-woonentiteit, zoals een handelshuis, groot warenhuis, magazijn…;
• de verblijfplaatsen waarvan de zakelijke rechten op het onroerend goed niet kunnen uitgeoefend worden ingevolge een ramp, overmacht, gerechtelijke of administratieve procedures;
• de verblijfplaatsen die in een onteigeningsplan worden opgenomen;
• de verblijfplaatsen die effectief geïnventariseerd zijn op de gemeentelijke inventarislijst voor leegstaande woningen en gebouwen;
• de verblijfplaatsen die door de bevoegde overheid geïnventariseerd zijn op de gewestelijke inventarislijst voor verwaarloosde, ongeschikte en/of onbewoonbare woningen en/of gebouwen;
• de verblijfplaatsen die in gebruik zijn door een sociale instelling zoals zorg- en verblijfsinstellingen, beschermd- en begeleid wonen, kloosters, opvangcentra, ziekenhuizen, kortverblijven, internaten of gevangenissen;
• de verblijfplaatsen die als hoofdverblijfplaats verhuurd worden en waarvan de huurder niet ingeschreven is in de gemeentelijke registers op 1 januari van het aanslagjaar op voorwaarde dat het huurcontract afgesloten werd tussen 1 december en 31 december van het aan het aanslagjaar voorafgaand kalenderjaar maar waarvoor een inschrijving in de gemeentelijke registers werd geregistreerd uiterlijk op 31 januari van het aanslagjaar;
• de verblijfplaatsen die tijdelijk niet bewoonbaar zijn door verbouwingswerken mits het voorleggen van een stedenbouwkundige vergunning of afdoende bewijzen van renovatiewerken. Deze vrijstelling kan voor betreffende verblijfplaats slechts éénmaal worden toegekend aan dezelfde houder(s) van het zakelijk recht en geldt voor één aanslagjaar.
Artikel 6: Aangifteplicht
De belastingplichtige moet jaarlijks een aangifteformulier indienen bij de gemeente op een door de gemeente voorgeschreven formulier. Een belastingplichtige die geen aangifteformulier gekregen heeft, moet er zelf een vragen.
De administratie verstuurt jaarlijks een ‘voorstel van aangifte’ naar de belastingplichtige.
Als de gegevens van dit voorstel onjuist of onvolledig zijn of niet overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar moet de belastingplichtige ten laatste 30 dagen na de datum van verzending van het voorstel van aangifte het voorstel verbeterd of vervolledigd terugsturen. Het tijdig teruggezonden en gecorrigeerde of aangevulde voorstel tot aangifte, geldt in dat geval als aangifte.
Valt de uiterste indieningsdatum op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. De aangifte is laattijdig wanneer ze na de uiterste indieningsdatum is gepost of wordt afgegeven tegen ontvangstbewijs.
Als de gegevens op dit voorstel overeenstemmen met de belastbare toestand op 1 januari van het aanslagjaar, is de belastingplichtige niet verplicht dit formulier terug te sturen. In dat geval is automatisch aan de aangifteplicht voldaan en wordt de belasting gevestigd op basis van de gegevens vermeld op het toegestuurde voorstel van aangifte.
Correcties van voorstellen van aangifte kunnen alleen schriftelijk worden ingediend.
Een belastingplichtige die geen aangifteformulier gekregen heeft en er zelf een moet vragen, moet dit aangifteformulier ten laatste voor 1 oktober van het aanslagjaar schriftelijk indienen.
Artikel 7: Ambtshalve belasting
Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn in dit reglement, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting ambtshalve gevestigd mits inachtneming van de in artikel 7 van het decreet van 30 mei 2008 voorziene bepalingen.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met 500 euro.
Het bedrag van deze verhoogde belasting wordt eveneens ingekohierd.
Artikel 8: Algemene bepalingen
§1 De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
§2 De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
§3 Indienen van bezwaren:
De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag of een belastingverhoging een schriftelijk bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Dit moet gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de verzending van het aanslagbiljet.
Het bezwaarschrift moet schriftelijk ingediend worden en ondertekend zijn door de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger en gemotiveerd zijn. Het moet de naam, de hoedanigheid en het adres of de zetel van de belastingplichtige vermelden. Het moet ook het voorwerp van het bezwaarschrift en een opgave van de feiten en de middelen vermelden. Als de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger wil uitgenodigd worden op de hoorzitting, moet dit in het bezwaarschrift worden gevraagd.
Artikel 9:Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het huidige decreet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1,3,4,6 tot en met 9, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van het wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 10:Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit en met de voorziene bekendmaking.
Artikel 11:Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, en is bindend vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025.
Artikel 2: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
OPCENTIEMEN OP DE DOOR HET VLAAMS GEWEST GEHEVEN HEFFING TER BESTRIJDING VAN LEEGSTAND EN VERWAARLOZING VAN BEDRIJFSRUIMTEN 2020-2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025, 50 opcentiemen te heffen op de gewestelijke heffing ter bestrijding van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, oorspronkelijk ingevoerd door het decreet van 22/12/1995 betreffende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, meer bepaald hoofdstuk VIII, afdeling 2 en latere wijzigingen en overgenomen door het decreet houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
Artikel 2:De gemeente doet een beroep op de medewerking van de Vlaamse belastingdienst voor de inning van deze opcentiemen.
Artikel 3:§1. Deze verordening wordt aan de provinciegouverneur van Vlaams-Brabant toegestuurd.
§2. Deze verordening wordt binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding ervan en uiterlijk tegen 31 januari 2020 bij aangetekende brief bezorgd aan de Vlaamse belastingdienst.
Artikel 4:Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit en met de voorziene bekendmaking.
Artikel 5:Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTINGREGLEMENT OP VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN 2020-2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het belastingreglement op verwaarloosde woningen en gebouwen voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 als volgt goed te keuren:
Artikel 1: Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
1° bezwaarinstantie: het college van burgemeester en schepenen;
2° beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
a) een aangetekend schrijven;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningwijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
3° Gebouw: het onroerend goed vermeld in artikel 24, 2° van het Heffingsdecreet;
4° Gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen: de inventarislijst, tot 31 december 2016 vermeld in artikel 28, §1, eerste lid, 1° van het Heffingsdecreet;
5° Gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: de inventaris, sinds 1 januari 2017 vermeld in artikel 26 van het Heffingsdecreet;
6° Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen: het register vermeld in artikel 3 van het gemeentelijke reglement op de inventarisatie van verwaarloosde woningen en/of gebouwen;
7° Heffingsdecreet: het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;
8° Registerbeheerder: de intergemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, het beheer en de actualisering van het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen. Hartje Hageland Oost fungeert als intergemeentelijke administratieve eenheid;
9° Registratiedatum: de datum waarop een woning of een gebouw met toepassing van artikel 4 van het gemeentelijke reglement op de inventarisatie van verwaarloosde woningen en/of gebouwen, is opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen;
10° Woning: het onroerend goed vermeld in artikel 24, 5° van het Heffingsdecreet;
11° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
a)de volle eigendom;
b)het recht van opstal of van erfpacht;
c)het vruchtgebruik.
Artikel 2: Belastingstermijn en belastbare grondslag
§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die, gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden opgenomen zijn in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning of het gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Zolang de woning of het gebouw niet is geschrapt uit dit register, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.
Artikel 3: Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde op de verwaarloosde woning of het verwaarloosd gebouw op de verjaardag van de registratiedatum.
§2. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn zij allen hoofdelijk gehouden tot betaling van de totale belastingschuld.
Artikel 4: Tarief van de belasting
Het bedrag van de belasting wordt voor het eerste heffingsjaar, dit is de eerste onafgebroken periode van 12 maanden inventarisatie, vastgesteld op 3480 euro per woning of gebouw die als verwaarloosd in de gemeentelijke inventaris werd opgenomen.
Het tweede heffingsjaar wordt het bedrag van de belasting vastgesteld op 4470 euro per woning of gebouw die als verwaarloosd in de gemeentelijke inventaris werd opgenomen.
Het derde heffingsjaar wordt het bedrag van de belasting vastgesteld op 5460 euro per woning of gebouw die als verwaarloosd in de gemeentelijke inventaris werd opgenomen.
Het vierde heffingsjaar en volgende wordt het bedrag van de belasting vastgesteld op 6450 euro per woning per woning of gebouw die als verwaarloosd in de gemeentelijke inventaris werd opgenomen.
Artikel 5: Vrijstelling
Er wordt wegens overmacht een vrijstelling van de heffing verleend aan de zakelijk gerechtigde die aantoont dat de woning of het gebouw opgenomen blijft in het register om redenen onafhankelijk van zijn wil.
§ 1. Van de belasting is vrijgesteld:
1° de houder van het zakelijk recht die de woning uitsluitend gebruikt als hoofdverblijfplaats en over geen enkele andere woning beschikt. De verklaring van hoofdverblijf wordt enkel aanvaard wanneer er tijdens de geïnventariseerde periode een effectieve inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente Bekkevoort is;
2° de belastingplichtige die sinds minder dan twee jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht.
§ 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning :
1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
2° geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
3° krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument;
4° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
5° gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning;
6° gerenoveerd wordt blijkens een meldingsplichtig werk en/of gedetailleerd renovatieschema waarvoor een minimuminvestering van 5000 euro gedaan werd en dat onder de volgende categorieën valt :
Categorie 1: structurele elementen: werken aan muren, vloeren, plafonds
Categorie 2: dak: volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het dak van de woning
Categorie 3: buitenschrijnwerk: de volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het buitenschrijnwerk
Categorie 4: technische installaties
a. plaatsing van een verwarmingsketel
b. de gehele of gedeeltelijke vernieuwing van de elektrische huisinstallatie
c. de hele of gedeeltelijke vernieuwing van de sanitaire installaties
Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van één jaar volgend op de datum van opname in de gewestelijke inventaris betreffende ongeschikte en/of onbewoonbare woningen.
Deze vrijstelling kan tot twee maal verlengd worden voor een periode van één jaar mits de vrijstelling opnieuw wordt aangevraagd en mits bewijs van de vorderingen van de werken wordt voorgelegd;
De belastingplichtige dient een gedetailleerd renovatieschema voor te leggen dat de volgende stukken bevat:
• een tekening of schets van het gebouw en/of de woning met aanduiding van de geplande werken;
• een volledige opsomming en korte beschrijving van de geplande werken;
• een raming van de kostprijs van de werken door een offerte voor de levering en plaatsing van materialen door een aannemer of een offerte voor de levering van materialen, indien de werken in eigen beheer worden uitgevoerd of een combinatie van beiden;
Uit de vergunning of het renovatieschema moet duidelijk blijken dat de geplande werken leiden tot het wegwerken van de gebreken die vastgesteld en geleid hebben tot de inventarisatie.
7° het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, § 2, van de Vlaamse Wooncode;
8° het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode.
Artikel 6: Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 7: Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 8: Bezwaar
§1. De belastingplichtige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
§2. De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Artikel 9: Toepasselijke regelgeving
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, zijn de bepalingen van titel VII (Vestiging en invordering van de belastingen), hoofdstukken 1, 3, 4 ,6 tot en met 9bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek van toepassing voor zover niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 10:
Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, en is bindend vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025.
Artikel 11:
Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit, en in het bijzonder met de voorziene bekendmaking.
Artikel 2: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTINGREGLEMENT OP ONGESCHIKT EN ONBEWOONBAAR VERKLAARDE WONINGEN 2020-2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het belastingreglement op ongeschikt en onbewoonbaar verklaarde woningen goed te keuren als volgt:
Artikel 1: Definities
1° administratie: de gemeentelijke administratieve dienst die door de gemeente wordt belast om, in samenspraak met de Vlaamse overheid, in te staan voor de lokale bewaking van de kwaliteit van de woongelegenheden conform de Vlaamse Wooncode en de Nieuwe Gemeentewet en mee te werken met de Vlaamse overheid om voor de opmaak van de gewestelijke inventaris inzake ongeschikte, onbewoonbare van het grondgebied van de gemeente Bekkevoort;
De gemeente draagt de opdracht van onderzoekscontrole en vaststellingbevoegdheid van de kwaliteit van het woningpatrimonium over aan Hartje Hageland Oost, intergemeentelijk samenwerkingsverband voor lokaal woonbeleid. Hartje Hageland Oost fungeert als intergemeentelijke administratieve eenheid.
2° Vlaamse overheid: het agentschap Wonen-Vlaanderen;
3° Dienst fiscaliteit: de gemeentelijke administratieve dienst die door het College van Burgemeester en Schepenen wordt gemachtigd om in te staan voor de vestiging, de inning en de geschillenprocedure van de gemeentebelasting op ongeschikte en onbewoonbare en/of verwaarloosde woningen;
4° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
a) een aangetekend schrijven;
b) een afgifte tegen ontvangstbewijs;
c) elke andere door de Vlaamse Regering toegelaten betekeningswijze waarbij de datum van kennisgeving met zekerheid kan worden vastgesteld;
5° Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of een alleenstaande, met inbegrip van niet-zelfstandige woningen (=kamers);
6° Kamer: een niet-zelfstandige woning, vergund volgens de stedelijke bouwvergunning, waarvan één of meer van de volgende voorzieningen ontbreken: toilet, bad of douche, kookgelegenheid, en waarvan de bewoners voor deze voorzieningen afhankelijk zijn van de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;
7° Gewestelijke inventaris: een register van geïnventariseerde woningen die door de Vlaamse overheid geregistreerd zijn als ongeschikt en/of onbewoonbaar;
8° Inventarisatiedatum: de datum waarop de woning of het gebouw voor de eerste maal in de gewestelijke inventaris wordt opgenomen;
9° Ongeschikt verklaarde woning: een woning die niet beantwoordt aan de veiligheids-, gezondheids- of kwaliteitsnormen, opgelegd door het decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997 en het decreet op de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van 22 december 1995, en die door de bevoegde instantie als ongeschikt werd verklaard;
10° Onbewoonbaar verklaarde woning: een woning die op grond van veiligheids- en/of gezondheidsaspecten niet meer mag bewoond worden en die door de bevoegde instantie als dusdanig onbewoonbaar werd verklaard conform de artikelen 133 en 135 van de Nieuwe Gemeentewet of het decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997 en het decreet van 22 december 1995 ter bestrijding van leegstand en verkrotting.
Artikel 2: Belastbare grondslag
§1. Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op woningen die minstens 12 maanden geïnventariseerd zijn in de gewestelijke inventarislijst van de Vlaamse overheid conform artikel 26 van het Heffingsdecreet. Het betreft de inventarisatie van ongeschikte en/of onbewoonbare woningen gelegen op het grondgebied van de gemeente Bekkevoort.
§2. De belasting is verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning minstens twaalf opeenvolgende maanden in de gewestelijke inventaris werd opgenomen.
§3. Zolang de woning niet geschrapt is uit de gewestelijke inventaris, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van 12 maanden verstrijkt.
Artikel 3: Belastingplichtige
§1. De belastingplichtige is de natuurlijke- of rechtspersoon die als zakelijk gerechtigde werd opgenomen in de gewestelijke inventaris. Met zakelijk gerechtigde wordt bedoeld de houder van:
a) de volle eigendom
b) het recht van opstal of van erfpacht
c) het vruchtgebruik.
§2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van een zakelijk recht voor de woning of het gebouw, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§3. Degene die een zakelijk recht, zoals bedoeld in § 1 van dit artikel, overdraagt aan derden, moet de verkrijger ervan uiterlijk op het ogenblik van de overdracht van dit zakelijk recht via een beveiligde zending in kennis stellen van de opname van de woning of dit gebouw in de gewestelijke inventaris. Deze kennisgeving kan vervangen worden door een vermelding in de notariële akte.
§4. Degene die een zakelijk recht, zoals bedoeld in § 1 van dit artikel, overdraagt aan derden, is tevens verplicht om binnen de maand na het verlijden van de notariële akte, per beveiligde zending, de gemeentelijke administratie op de hoogte te brengen door middel van een volledige kopie van de notariële akte. Bij ontstentenis blijft degene die een zakelijk recht, zoals bedoeld in § 1 van dit artikel, overdraagt aan derden, de belastingplichtige.
Artikel 4: Opname en betwistingen tot opname in de gewestelijke inventaris betreffende ongeschikte en/of onbewoonbare woningen.
§1. De opname van ongeschikte en/of onbewoonbare woningen gebeurt volgens het besluit van de Burgemeester. De termijn van 12 maanden, vermeld in artikel 2, begint te lopen vanaf de datum van het besluit van de burgemeester.
§2. Hartje Hageland Oost stelt de Vlaamse overheid hiervan in kennis zodat de woning als ongeschikt en/of onbewoonbaar kan geïnventariseerd worden. De administratie van de Vlaamse overheid geeft de houder van het zakelijk recht hiervan kennis door middel van een registratieattest waarin de opname in de gewestelijke inventaris wordt bevestigd.
§3. De betwisting tot opname in de gewestelijke inventaris met betrekking tot ongeschikte en/of onbewoonbare woningen kan niet in het kader van dit reglement inhoudelijk betwist worden aangezien de beroepsprocedure tegen een ongeschikt- en/of onbewoonbaarverklaring wordt behandeld door de bevoegde Vlaamse minister of door de bevoegde rechtbank.
Artikel 5: Schrapping uit de gewestelijke inventaris
§1. De ongeschikte en/of onbewoonbare verklaarde woningen worden uit de inventaris geschrapt op datum van het besluit van de Burgemeester tot opheffing van de onbewoonbaar- en/of ongeschiktverklaring of na aflevering van een conformiteitsattest.
Het controleonderzoek tot schrapping gebeurt op schriftelijk verzoek door de houder van het zakelijk recht en wordt gericht aan het college.
Artikel 6: tarief van de belasting
§1. Het bedrag van de belasting wordt voor het eerste heffingsjaar, dit is de eerste onafgebroken periode van 12 maanden inventarisatie, vastgesteld op 3480 euro per woning die als ongeschikt en/of onbewoonbaar in de gewestelijke inventaris werd opgenomen.
Het tweede heffingsjaar wordt het bedrag van de belasting vastgesteld op 4470 euro per woning die als ongeschikt en/of onbewoonbaar in de gewestelijke inventaris werd opgenomen.
Het derde heffingsjaar wordt het bedrag van de belasting vastgesteld op 5460 euro per woning die als ongeschikt en/of onbewoonbaar in de gewestelijke inventaris werd opgenomen.
Het vierde heffingsjaar en volgende wordt het bedrag van de belasting vastgesteld op 6450 euro per woning die als ongeschikt en/of onbewoonbaar in de gewestelijke inventaris werd opgenomen.
§2. De woningen die vóór de inwerkingtreding van het belastingreglement reeds werden opgenomen in de gewestelijke inventaris, blijven met behoud van de oorspronkelijke inventarisatiedatum belastingplichtig voor de toepassing van dit belastingreglement.
§3. Zolang de woning niet uit de gewestelijke inventaris is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd vanaf het ogenblik dat een nieuwe periode van twaalf maanden inventarisatie verstrijkt.
Artikel 7: Vrijstellingen
Voor de toepassing van de vrijstellingen gelden enkel de vrijstellingen die in dit belastingreglement zijn opgenomen:
§ 1. Van de belasting is vrijgesteld:
1° de houder van het zakelijk recht die de woning uitsluitend gebruikt als hoofdverblijfplaats en over geen enkele andere woning beschikt. De verklaring van hoofdverblijf wordt enkel aanvaard wanneer er tijdens de geïnventariseerde periode een effectieve inschrijving in de bevolkingsregisters van de gemeente Bekkevoort is.
2° de belastingplichtige die sinds minder dan twee jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht.
§ 2. een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning :
1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
2° geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
3° krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument;
4° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
5° gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning;
6° gerenoveerd wordt blijkens een meldingsplichtig werk en/of gedetailleerd renovatieschema waarvoor een minimuminvestering van 5000 euro gedaan werd en dat onder de volgende categorieën valt :
Categorie 1: structurele elementen: werken aan muren, vloeren, plafonds
Categorie 2: dak: volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het dak van de woning
Categorie 3: buitenschrijnwerk: de volledige of gedeeltelijke vernieuwing van het buitenschrijnwerk
Categorie 4: technische installaties
a.plaatsing van een verwarmingsketel
b.de gehele of gedeeltelijke vernieuwing van de elektrische huisinstallatie
c.de hele of gedeeltelijke vernieuwing van de sanitaire installaties
Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van één jaar volgend op de datum van opname in de gewestelijke inventaris betreffende ongeschikte en/of onbewoonbare woningen.
Deze vrijstelling kan tot twee maal verlengd worden voor een periode van één jaar mits de vrijstelling opnieuw wordt aangevraagd en mits bewijs van de vorderingen van de werken wordt voorgelegd;
De belastingplichtige dient een gedetailleerd renovatieschema voor te leggen dat de volgende stukken bevat:
a. een tekening of schets van het gebouw en/of de woning met aanduiding van de geplande werken;
b. een volledige opsomming en korte beschrijving van de geplande werken;
c. een raming van de kostprijs van de werken door een offerte voor de levering en plaatsing van materialen door een aannemer of een offerte voor de levering van materialen, indien de werken in eigen beheer worden uitgevoerd of een combinatie van beiden;
7° het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, § 2, van de Vlaamse Wooncode;
8° het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode.
Artikel 8: Reeds geïnventariseerde woningen
De woningen die voorafgaand het aanslagjaar 2017 reeds op de gewestelijke inventaris werden opgenomen blijven met behoud van de oorspronkelijke inventarisatiedatum belastingplichtig voor de toepassing van dit belastingreglement.
De belasting wordt gevestigd conform artikel 2 van dit belastingreglement.
Artikel 9: Algemene bepalingen betreffende de inkohiering, vestiging, invordering en de bezwaarprocedure van de belasting
§1 De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
§2 De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
§3 De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd.
De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
§4 Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, zijn de bepalingen van titel VII, (Vestiging en Invordering van de belastingen) hoofdstukken 1 (algemene bepalingen), 3 (onderzoek en controle), 4 (bewijsmiddelen van de administratie), 6 tot en met 9bis (aanslagtermijn, rechtsmiddelen, invordering van de belasting waaronder de nalatigheids- en moratoriumintrest; rechten en voorrechten van de schatkist,) van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en de artikelen 126 tot 175 van het uitvoeringsbesluit van dit Wetboek (betreft o.m. de verjaring en de vervolgingen) van toepassing voor zover zij met name niet de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 10:Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van dit besluit, en in het bijzonder met de voorziene bekendmaking.
Artikel 11:Dit besluit wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen en is bindend vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025.
Artikel 2: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
RETRIBUTIEREGLEMENT OP HET AFLEVEREN VAN INLICHTINGEN VOOR HET OPSTELLEN VAN NOTARIËLE AKTEN EN OP DE AFGIFTE VAN EEN UITTREKSEL UIT HET VERGUNNINGEN- OF PLANNENREGISTER
Besluit
eenparig
Artikel 1: Voor de financiële boekjaren 2020 tot en met 2025 een retributie te heffen op:
• het verstrekken van vastgoedinformatie, aangevraagd door notarissen en elke andere aanvrager omwille van professionele redenen en afgeleverd op het daartoe voorziene standaardformulier;
• de afgifte van een uittreksel uit het vergunningen- of plannenregister.
Artikel 2: De retributie is verschuldigd door de persoon die de inlichtingen vraagt.
Artikel 3: De retributie bedraagt € 125,00 per afgeleverd ingevuld formulier (dit omvat de vastgoedinfo + uittreksel uit het vergunningenregister + uittreksel uit het plannenregister) en dit per kadastraal perceelsnummer.
Artikel 4: De retributie moet betaald worden bij het afleveren van het formulier. Indien het formulier wordt verzonden, moet de retributie betaald worden vóór de verzending van de gevraagde informatie.
Bij niet-betaling wordt de gevraagde informatie niet afgeleverd.
Artikel 5: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
GOEDKEURING RETRIBUTIEREGLEMENT OP WERKEN AAN NUTSVOORZIENINGEN OP GEMEENTELIJK OPENBAAR DOMEIN
Besluit
eenparig
Artikel 1: Aan de eigenaar van elke nutsvoorziening een retributie aan te rekenen op de gemeentelijke dienstverlening en het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan permanente nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, in uitvoering en met verwijzing naar de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen.
Permanente nutsvoorzieningen zijn:
• alle installaties (zoals kabels, leidingen, buizen,…), inclusief hun aanhorigheden (zoals kabel-, verdeel-, aansluit-, e.a. kasten, palen, masten, toezichts-, verbindings-, e.a. putten…) dienstig voor het transport van elektriciteit, gas, gasachtige producten, stoom, drinkwater, warm water, brandstof,
• telecommunicatie,
• radiodistributie en kabeltelevisie,
• de transmissie van enigerlei data, ongeacht of een privé-gebruiker al dan niet op die installaties kan aangesloten worden,
• alle trein- en tramsporen die zich bevinden op de openbare weg worden eveneens aanzien als nutsvoorzieningen.
De retributie is niet verschuldigd indien de werken worden uitgevoerd samen met of onmiddellijk voor-afgaand aan wegen- of rioleringswerken uitgevoerd door de gemeente of indien het werken zijn die uitgevoerd worden op verzoek van de gemeente.
Onderhavig retributiereglement gaat in vanaf 1 januari 2020 voor een termijn eindigend op 31 december 2022.
Artikel 2: De retributie naar aanleiding van sleufwerken is verschuldigd per dag en per lopende meter openlig-gende sleuflengte voor alle sleufwerken. Zij bedraagt voor werken in rijwegen 0,78 euro, voor werken in voetpaden 0,60 euro en voor werken in aardewegen 0,36 euro.
Op deze basisbedragen wordt, in analogie met de niet-periodieke tarieven, een indexatie toegepast.
Een begonnen dag geldt voor een volledige dag.
Elk deel van een lopende meter wordt als een volledige lopende meter in rekening gebracht.
Artikel 3: Voor de hinder veroorzaakt door de dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken met een sleufoppervlakte van maximum 3 m², wordt per kalenderjaar een retributie geheven van 1,00 euro per op het grondgebied van de gemeente aanwezig aansluitingspunt.
Ter compensatie van diverse heffingen en belastingen in hoofde van zowel de eigenaar van de nutsleidingen als zijn werkmaatschappij wordt een retributie voorzien van 0,50 euro per aanwezig aansluitingspunt op het grondgebied van de gemeente.
Deze retributies zijn verschuldigd vóór het einde van ieder jaar. In dit kader doet iedere nutsmaatschappij vóór 15 december van ieder jaar opgave van het aantal aansluitingspunten op het grondgebied van de gemeente.
Artikel 4: De gemeenteraad keurt het retributiereglement op werken aan nutsvoorzieningen op gemeentelijk openbaar domein goed. De retributie dient te worden betaald binnen de 30 kalenderdagen na toezending van de facturen.
Artikel 5: Dit retributiereglement wordt toegezonden aan de toezichtshoudende overheid. Het retributiereglement wordt overeenkomstig artikel 286 van het gemeentedecreet afgekondigd en bekendgemaakt.
Artikel 6: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST MET FLUVIUS VOOR DE AANLEG VAN DE RIOLERING IN DE DOKTORENBERG EN KEULENBOS
Besluit
eenparig
Artikel 1: De samenwerkingsovereenkomst, gevoegd als bijlage bij dit besluit, tussen de gemeente Bekkevoort en Fluvius voor de wegeniswerken in de Doktorenberg en Keulenbos goed te keuren.
Artikel 2: Sweco nv (voorheen Grontmij Vlaanderen nv) wordt aangesteld als studie- en ontwerpbureau overeenkomstig de gunningsvoorwaarden opgesteld door Fluvius.
Artikel 3: De algemeen directeur en de burgemeester worden gemachtigd de samenwerkings- overeenkomst te ondertekenen.
Artikel 4: De nodige kredieten worden voorzien in het meerjarenplan 2020-2025.
Artikel 5: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
RIOBRA - ALGEMENE VERGADERING IN BUITENGEWONE ZITTING VAN 18 DECEMBER 2019 - WIJZIGING AGENDA
Besluit
eenparig
Artikel 1: Zijn goedkeuring te hechten aan de agenda van de Buitengewone Algemene Vergadering van de opdrachthoudende vereniging Riobra d.d. 18 december 2019:
1) Bespreking in het kader van artikel 432 van het decreet lokaal bestuur van de te ontwikkelen activiteiten en de te volgen strategie voor het boekjaar 2020 alsook van de door de raad van bestuur opgestelde begroting 2020
2) Code goed bestuur
3) Statutaire benoemingen
4) Desgevallend aanvaarding uitbreiding activiteiten gemeenten voor (neven)activiteiten.
5) Statutaire mededelingen.
Artikel 2: De heer Tommy Heusdens, vertegenwoordiger en mevrouw Lies Timmermans, plaatsvervangend vertegenwoordiger op de Algemene Vergadering in buitengewone zitting van de opdrachthoudende vereniging Riobra op 18 december 2019 (of iedere andere datum waarop deze uitgesteld of verdaagd zou worden), op te dragen alle agendapunten goed te keuren.
Artikel 3: Het college van burgemeester en schepenen te gelasten met de uitvoering van voormelde beslissingen en onder meer kennisgeving hiervan te verrichten aan de opdrachthoudende vereniging Riobra, ter attentie van het secretariaat (in pdf-versie), uitsluitend op het e-mailadres vennootschapssecretariaat@fluvius.be .
Artikel 4: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
PBE - ALGEMENE VERGADERING IN BUITENGEWONE ZITTING 20 DECEMBER 2019 - WIJZIGING AGENDA
Besluit
eenparig
Artikel 1: Zijn goedkeuring te hechten aan de agenda van de Buitengewone Algemene Vergadering van de opdrachthoudende vereniging PBE d.d. 20 december 2019:
1) Terugbetaling en schrapping van de aandelen G
2) Bespreking in het kader van artikel 432 van het decreet lokaal bestuur van de te ontwikkelen activiteiten en de te volgen strategie voor het boekjaar 2020 alsook van de door de raad van bestuur opgestelde begroting 2020
3) Code goed bestuur
4) Statutaire benoemingen
5) Desgevallend aanvaarding uitbreiding activiteiten gemeenten voor (neven)activiteiten
6) Statutaire mededelingen.
Artikel 2: De heer Raf Vanmeensel (schepen, Oude Tiensebaan 55 A, 3460 Bekkevoort), vertegenwoordiger en de heer Tommy Heusdens (gemeenteraadslid, Doktorenberg 9A, 3460 Bekkevoort), plaatsvervangend vertegenwoordiger op de Buitengewone Algemene Vergadering van PBE op 20 december 2019 (of iedere andere datum waarop deze uitgesteld of verdaagd zou worden), op te dragen alle agendapunten goed te keuren.
Artikel 3: Het college van burgemeester en schepenen te gelasten met de uitvoering van voormelde beslissingen en onder meer kennisgeving hiervan te verrichten aan de opdrachthoudende vereniging PBE, ter attentie van het secretariaat (in pdf-versie), uitsluitend op het e-mailadres vennootschapssecretariaat@fluvius.be.
Artikel 4: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
IGS HOFHEIDE- BEPALING VAN HET MANDAAT VAN DE GEMEENTELIJK VERTEGENWOORDIGER OP DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN 18 DECEMBER 2019
Besluit
eenparig
Artikel 1: Mevr. Mia Peeters te mandateren om alle agendapunten op de algemene vergadering van IGS Hofheide op 18 december 2019 goed te keuren.
Artikel 2: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
FLUVIUS - GOEDKEURING AGENDA EN BEPALING VAN HET MANDAAT VAN DE VERTEGENWOORDIGER(S) OP DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN 10 DECEMBER 2019
Besluit
eenparig
Artikel 1: Zijn goedkeuring te hechten aan de agenda van de buitengewone algemene vergadering van Fluvius Opdrachthoudende Vereniging d.d. 10 december 2019 met als agendapunten:
1.Bespreking in het kader van artikel 432 van het decreet lokaal bestuur van de te ontwikkelen activiteiten en de te volgen strategie voor het boekjaar 2020 alsook van het door de Raad van Bestuur opgestelde budget 2020
2.Code goed bestuur
3.Statutaire benoemingen
4.Statutaire mededelingen
Artikel 2: De vertegenwoordiger van de gemeente die zal deelnemen aan de buitengewone algemene vergadering van Fluvius Opdrachthoudende Vereniging op 10 december 2019 (of iedere andere datum waarop deze uitgesteld of verdaagd zou worden), op te dragen zijn/haar stemgedrag af te stemmen op de beslissingen genomen in de gemeenteraad van heden inzake voormelde artikelen.
Artikel 3: Het college van burgemeester en schepenen te gelasten met de uitvoering van voormelde beslissingen en onder meer kennisgeving hiervan te verrichten aan Fluvius Opdrachthoudende Vereniging, ter attentie van het secretariaat (in pdf-versie), uitsluitend op het e-mailadres vennootschapssecretariaat@fluvius.be.
Artikel 4: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
IGO - BEPALING VAN HET MANDAAT VAN DE VERTEGENWOORDIGER OP DE (STATUTAIRE) ALGEMENE VERGADERING VAN 20 DECEMBER 2019
Besluit
eenparig
Artikel 1: De agendapunten van de algemene vergadering van IGO van 20 december 2019 worden goedgekeurd.
Artikel 2: Het mandaat van de gemeentelijk afgevaardigde voor de algemene vergadering van IGO van 20 december 2019 als volgt vast te stellen: goedkeuring van alle agendapunten.
Artikel 3: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
GOEDKEURING VAN HET GEMEENTELIJK ALGEMEEN NOOD- EN INTERVENTIEPLAN EN DE BIJLAGEN
Besluit
eenparig
Artikel 1: Het gemeentelijk Nood- en Interventieplan en de bijlagen goed te keuren.
Artikel 2: De college van burgemeester en schepenen te gelasten met de verdere opvolging.
Artikel 3: Het algemeen nood en interventieplan en bijlagen wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de provinciegouverneur.
Artikel 4: Na goedkeuring door de provinciegouverneur wordt het algemeen nood- en interventieplan overgemaakt aan de personen en instanties vermeld in bijlage 7.3.7 'lijst van bestemmelingen'.
Artikel 5: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
COMPENSATIE FEESTDAGEN 2020
Besluit
eenparig
Artikel 1: De vier feestdagen die in 2020 op een zaterdag of een zondag vallen, met name 11 juli, 15 augustus, 1 november en 26 december, worden als volledige dagen toegevoegd aan de jaarlijkse vakantiedagen.
Voor het personeel van de bibliotheek wordt dezelfde regeling toegepast, doch rekening houdend met volgende bepaling: wanneer een feestdag op een zaterdag valt en een personeelslid dient die dag te werken, dan geldt die dag verlof wegens de feestdag. lndien een personeelslid van de bibliotheek die zaterdag niet werkt, geldt de algemene regeling.
Artikel 2: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
ILV HARTJE HAGELAND OOST EN WEST:
- SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE GEMEENTE BEKKEVOORT EN DE GEMEENTE TIELT-WINGE
- ADDENDUM RECHTSPOSITIEREGELING
- ADDENDUM ARBEIDSOVEREENKOMST
Dit punt werd verdaagd van de dagorde.
Reden: De procedure tot samenwerking tussen de ILV Hartje Hageland OOST en WEST dient nog verder onderzocht.
Zitting van 25 november 2019
DEELNAME AAN HET PROJECT 'INTERGEMEENTELIJKE NATUUR- & LANDSCHAPSPLOEGEN' IN DE PERIODE 2020-2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Deel te nemen aan het project ‘Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen 2020-2025’, door ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst tussen de provincie Vlaams-Brabant, IGO en de gemeente.
Artikel 2: De gemeente neemt deel aan de Intergemeentelijke Natuur- en Landschapsploegen met 1450 uren (min. 725 uren) waarbij 1450 uren = 1 VTE, met als kostprijs een maximale bijdrage (vrijstelling BTW mits exclusiviteit) van:
• 49.500 euro voor 2020
• 51.480 euro voor 2021
• 51.995 euro voor 2022
• 52.515 euro voor 2023
• 53.040 euro voor 2024
• 53.570 euro voor 2025
Artikel 3: Een afschrift van dit besluit wordt overgemaakt aan het provinciebestuur Vlaams-Brabant.
Artikel 4: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
VERLENGING PROJECTVERENIGING WINAR: GOEDKEURING GEWIJZIGDE STATUTEN, BELEIDSPLAN EN FINANCIËLE BIJDRAGE
Besluit
eenparig
Artikel 1: De verlenging van de projectvereniging WinAr goed te keuren voor 6 jaar.
Artikel 2: De gewijzigde statuten van de projectvereniging WinAr goed te keuren.
Artikel 3: Het voorgelegd beleidsplan van de IOED WinAr goed te keuren en de gemeente engageert zich tot het naleven en uitvoeren van de daarin gestipuleerde acties.
Artikel 4: Het financieel voorstel goed te keuren waarbij de jaarlijkse bijdrage per gemeente wordt vastgelegd op de som van 5 euro/km² en 0.75 euro/inwoner, jaarlijks indexeerbaar met 1.5%.
Artikel 5: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTING OP DE AANPLAKBORDEN - AANSLAGJAREN 2020 TOT EN MET 2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 ten behoeve van de gemeente een belasting te heven op de aanplakborden geplaatst op het grondgebied van de gemeente langs de openbare weg of op een plaats zichtbaar van op de openbare weg.
Artikel 2: Onder aanplakborden worden verstaan elke constructie, vast of mobiel, in onverschillig welk materiaal, geplaatst langs de openbare weg, of op een plaats in open lucht die zichtbaar is vanaf de openbare weg, waarop reclame wordt aangebracht door aanplakking, vasthechting, schildering of door elk ander middel.
Worden gelijkgesteld met genoemde borden: muren of gedeelten van muren en de omheiningen die gehuurd of gebruikt worden om er reclame op aan te brengen. Voor de muren waarop reclame wordt aangebracht, moet de bedekte oppervlakte beschouwd worden als één reclamebord, ook indien er verschillende reclames op voorkomen.
Worden gelijkgesteld met mobiele constructies: aanhangwagens en gelijk welk rollend materieel waarvan de plaatsing en de opstelling op een bepaalde locatie dermate strategisch is, dat kan worden vermoed dat ze geplaatst zijn met de bedoeling om reclame te maken, ongeacht de tijdsduur van de plaatsing.
Artikel 3: De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon, die beschikt over het recht om gebruik te maken van het aanplakbord en in bijkomende orde, als de gebruiker niet gekend is, door de eigenaar van de grond, muur of de omheining waarop zich het bord bevindt of de reclame is aangebracht.
Artikel 4: Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 30 EUR per vierkante meter of gedeelte van een vierkante meter oppervlakte van het bord.
Voor de berekening van de belasting dient de publicitaire nuttige oppervlakte van het aanplakbord in aanmerking te worden genomen, d.w.z. de oppervlakte die voor aanplakking kan worden gebruikt, met uitzondering van de omlijsting.
Artikel 5: De belasting is ondeelbaar en verschuldigd voor het ganse jaar, ongeacht het tijdstip in de loop van het jaar waarop het bord geplaatst, in gebruik wordt genomen of weggenomen. De verwijdering, om welke reden ook, van het aanplakbord tijdens het aanslagjaar geeft geen recht op terugbetaling van de belasting.
Artikel 6: De belasting is niet verschuldigd voor:
a)de aanplakborden, geplaatst door openbare besturen openbare instellingen of instellingen
van openbaar nut, voor zover geen winstgevend doel wordt nagestreefd.
b)de aanplakborden die enkel en alleen gebruikt worden voor notariële aankondigingen.
c)de aanplakborden die enkel en alleen gebruikt worden ter gelegenheid van wettelijk voorziene
verkiezingen.
d)de aanplakborden, alhoewel zichtbaar vanaf de openbare weg, geplaatst op sportterreinen en
gericht naar de plaats van de sportbeoefening.
e)de aanplakborden geplaatst op of aan handelshuizen die dienen voor het maken van reclame,
die betrekking heeft op de handel die in deze huizen wordt uitgeoefend.
f)de aanplakborden geplaatst op een werf en dienen voor het maken van reclame, die
betrekking heeft op diegenen die er werken uitvoeren op voorwaarde dat de afstand tussen
het aanplakbord en het bouwwerk niet meer dan 20 meter bedraagt.
g)borden geplaatst door politieke, culturele, sociale of godsdienstige organisatie, wanneer het
gaat om aankondigingen van hun eigen activiteiten op politiek, cultureel, sociaal of
godsdienstig vlak.
Artikel 7: De bij artikel 3 van dit reglement vernoemde belastingplichtigen zijn ertoe gehouden aangifte te doen bij het gemeentebestuur van de in deze belastingverordening vermelde belastingobjecten die zich op het grondgebied van de gemeente bevinden volgens de toestand op 1 januari van het belastingjaar. De aanplakborden dienen op de aangifte nauwkeurig te worden gelokaliseerd.
De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur vóór 1 maart van het belastingjaar een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend binnen de 30 dagen na ontvangst moet worden teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier zou ontvangen hebben, is verplicht er een aan het gemeentebestuur te vragen voor het einde van de maand juni van het belastingjaar.
De belastingplichtige die, na inzameling van de aangiften door het gemeentebestuur, belastingplichtig wordt of die het oorspronkelijk opgegeven aantal belastingobjecten vermeerdert of de oppervlakte van deze objecten vergroot, is verplicht uit eigen beweging hiervan, binnen de 30 dagen, aangifte te doen bij het gemeentebestuur.
De belastingplichtige die zijn aanplakbord(en) verkoopt of overdraagt is verplicht dit binnen de veertien dagen bij een ter post aangetekend schrijven of een tegen een ontvangstbewijs afgegeven bericht mee te delen aan het gemeentebestuur. In dit geval mag de voor het lopende jaar betaalde belasting overgedragen worden op naam van de natuurlijke of rechtspersoon die het nieuw beschikkingsrecht heeft over het aanplakbord.
Artikel 8: Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 7 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting overeenkomstig artikel 7 van decreet van 30 mei 2008 ambtshalve ingekohierd volgens de gegevens waarop het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Ambtshalve belastingen kunnen geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Die termijn van drie jaar wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.
Als de belasting ambtshalve is gevestigd, moet de belastingplichtige het bewijs leveren van de juistheid van de door hem ingeroepen elementen.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 50% van de verschuldigde belasting en wordt ook ingekohierd.
Artikel 9: De overtredingen op dit reglement worden vastgesteld door de beëdigde ambtenaren van het gemeentebestuur. De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
Artikel 10: De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de financieel directeur die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.
Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtigen.
Het aanslagbiljet bevat de verzendingsdatum en de gegevens vermeld in het kohier. Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van onderhavig reglement.
Artikel 11: De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Artikel 12: De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, die handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen van de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
De belastingschuldigen kunnen verbeteringen aanvragen van materiële missingen, zoals dubbele aanslag, rekenfouten, enz. zolang de gemeenterekening van het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft, niet goedgekeurd werd.
Artikel 13: Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het huidige decreet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 14: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTING OP DE BARS EN RENDEZ-VOUSHUIZEN - AANSLAGJAREN 2020 TOT EN MET 2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Definities
Voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting op de bars en rendez-voushuizen te vestigen.
Als bar wordt beschouwd: iedere instelling waar personen direct of indirect, de handel van de exploitant bevorderen, hetzij door gewoonlijk met de klanten te verbruiken, hetzij door het verbruik op gelijk welke andere manier te stimuleren dan door gewoon de klanten te bedienen, te zingen of te dansen. Dit kan vastgesteld worden doordat die huizen of inrichtingen ofwel hun aard door uiterlijke kentekens ter kennis van voorbijgangers brengen, ofwel als dusdanig bekend zijn en uit bepaalde vaststellingen en onderzoeken, uitgevoerd door de politiediensten, blijkt dat zij een dergelijke bedrijvigheid uitoefenen.
Als rendez-voushuis wordt beschouwd: een plaats (kamer, appartement, salon, e.d.) die al dan niet tegen vergoeding ter beschikking wordt gesteld voor een intieme ontmoeting tussen personen, zonder dat het de bedoeling is om er, zoals in een erkend hotel, pension, logementhuis of gelijkaardige instelling te overnachten. Dit kan vastgesteld worden doordat die huizen of inrichtingen ofwel hun aard door uiterlijke kentekens ter kennis van voorbijgangers brengen, ofwel als dusdanig bekend zijn en uit bepaalde vaststellingen en onderzoeken, uitgevoerd door de politiediensten, blijkt dat zij een dergelijke bedrijvigheid uitoefenen.
Aanslagjaar en financieel boekjaar zijn identiek. Het betreft het kalenderjaar beginnend op 01.01 en eindigend op 31.12 waar het feit of de toestand zich hebben voorgedaan als belastbaar feit.
Artikel 2: Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de exploitant van de bar of het rendez-voushuis of een gedeelte ervan. Indien de identiteit van de exploitant niet kan worden vastgesteld, worden achtereenvolgens de huurder en de eigenaar van de bar of het rendez-voushuis als exploitant beschouwd. De eigenaar is eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting die lastens de exploitant of huurder, waarvan hiervoor sprake, werd ingekohierd.
De hoofdelijke aansprakelijkheid van de eigenaar zal evenwel worden opgeschort indien de vier hiernavolgende voorwaarden gezamenlijk vervuld zijn:
1) Het pand of de lokaliteit heeft enkel uiterlijke kenmerken van een woongelegenheid.
2) Het huurcontract laat enkel het normaal gebruik als woongelegenheid toe.
3) De eigenaar heeft, binnen de twee maanden van een vastgestelde andere aanwending van de beschouwde lokaliteit, een procedure gestart tot verbreking van het huurcontract. Als kennisgeving van een andere aanwending geldt de aangetekende melding door het gemeentebestuur aan de eigenaar gedaan, waaruit de vaststelling blijkt dat ter plaatse een bar of rendez-voushuis in uitbating werd geconstateerd. Als de procedure tot verbreking wordt stopgezet of ingetrokken, dan wordt de eigenaar opnieuw aansprakelijk voor de betaling van de belasting. Dit is eveneens het geval indien de eigenaar binnen de hiervoor bepaalde termijn heeft verzuimd aan het gemeentebestuur de nodige en juiste gegevens te bezorgen dienstig voor het vestigen van de aanslag jegens de huurder.
4) De eigenaar was voor de kennisgeving van het gemeentebestuur vermeld onder artikel 2.3 nog niet op de hoogte van de oneigenlijke aanwending van de beschouwde lokaliteit.
Artikel 3: Forfaitair tarief
Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld per instelling dan wel per plaats (kamer, appartement, salon e.d.) naargelang het gaat om respectievelijk bar of rendez-voushuis, zoals omschreven in artikel 1 en bedraagt 2.000 EUR per plaats/instelling. De belasting wordt berekend per afzonderlijke vestiging.
Artikel 4: Onverdeelbaar
De belasting is onverdeelbaar. Zij is verschuldigd voor het hele jaar, ongeacht de datum van het in gebruik stellen of stopzetten van de inrichting of de overname van een bestaande instelling. Bij overname in de loop van een bepaald aanslagjaar is de belasting in haar geheel opnieuw verschuldigd door de nieuwe exploitant en blijft de belasting, gesteld op de exploitant die de inrichting overdraagt, in haar geheel behouden. De eigenaar kan evenwel, per jaar en per uitbatingplaats, slechts eenmaal hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van de belasting, die lastens de exploitant werd ingekohierd.
Artikel 5: Aangifte verplichting
De belastingplichtigen dienen, uiterlijk op 31.03 van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur aangifte te doen van de in de loop van het aanslagjaar bestaande inrichtingen zoals bedoeld onder artikel 1.
Indien de belastingplichtige geen aangifteformulier heeft ontvangen dient hij zelf het initiatief te nemen om dit formulier te bekomen.
Als de exploitatie start in de loop van het aanslagjaar dient de aangifte te gebeuren binnen de veertien dagen na de opening.
De aangifteformulieren worden, op verzoek, door het gemeentebestuur ter beschikking gesteld.
Artikel 6: Ambtshalve aanslag - Belastingverhoging
Bij gebreke van een aangifte of bij een onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belasting overeenkomstig artikel 7 van decreet van 30 mei 2008 ambtshalve ingekohierd volgens de gegevens waarop het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt de bevoegde overheid de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting;
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade aan te richten;
Op de ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging als volgt worden toegepast en afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld, afgezien van het feit of het om een of meerdere overtredingen per jaar gaat:
• 10 % bij een eerste overtreding;
• 100 % en 200 % bij respectievelijk een tweede en derde, met dien verstande dat vanaf het jaar waarin de aangifte correct en tijdig werd ingediend de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig hersteld wordt;
Artikel 7: Bevoegde ambtenaren
De overtredingen op dit reglement worden vastgesteld door de beëdigde ambtenaren van het gemeentebestuur. De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
Artikel 8: Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de financieel directeur die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.
Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtigen.
Het aanslagbiljet bevat de verzendingsdatum en de gegevens vermeld in het kohier. Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van onderhavig reglement.
Artikel 9: Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Artikel 10: Bezwaar
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, die handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Artikel 11: Verhouding tot de andere toepasselijke belastingwetten
Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het huidige decreet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 12: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTING OP DE MASTEN EN PYLONEN - AANSLAGJAREN 2020 TOT EN MET 2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Heffingstermijn- belastbaar feit
Er wordt voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de masten en pylonen die zich op het grondgebied, in open lucht en zichtbaar vanaf de openbare weg van de gemeente bevinden.
Artikel 2: Begripsomschrijving
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder
• Mast: een verticale structuur, ongeacht de hoogte, die geplaatst wordt op een dak of een andere bestaande constructie met een hoogte van minimaal 15 meter, mast inbegrepen.
• Pyloon: een individuele verticale constructie die opgericht wordt op niveau van het maaiveld met een hoogte van minimaal 15 meter.
Artikel 3: Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de masten en/of pylonen.
Artikel 4: Tarief
De belasting wordt vastgesteld op 2.500 EUR per mast of pyloon. De belasting is ondeelbaar, er wordt geen vermindering of terugbetaling van de belasting toegestaan als de mast of pyloon in de loop van het aanslagjaar wordt weggenomen.
Artikel 5: Aangifteplicht
De belastingplichtige ontvangt vanwege het gemeentebestuur een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd. De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden uiterlijk op 1 oktober van het aanslagjaar aan het gemeentebestuur de voor aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.
Artikel 6: Vrijstellingen
Worden vrijgesteld van deze belasting:
• Constructies voor de productie van windenergie of andere vormen van groene stroom
• Masten en pylonen geplaatst voor diensten van openbare besturen en andere openbare inrichtingen en instellingen
• Masten en pylonen die dienstig zijn voor de verlichting van sport- en recreatievoorzieningen voor erkende verenigingen door de gemeente Bekkevoort.
Vrijstellingen worden aangevraagd en beoordeeld door het college van burgemeester en schepenen, die ook oordelen in geval van betwisting.
Artikel 7: Ambtshalve belasting
Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 5 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige kan de belastingplichtige ambtshalve worden belast.
In geval van een ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van gegevens waarover de gemeente beschikt.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
De ambtshalve vaststelling van de belastingaanslag kan slechts geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar volgend op 1 januari van het aanslagjaar. Deze termijn wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.
De ambtshalve belastingaanslag zal worden verhoogd met 10%, 100% of 200% al naargelang het een eerste, tweede of derde overtreding betreft.
Artikel 8: Wijze van invordering
De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier.
Artikel 9: Bezwaarschriften
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag of een belastingverhoging een bezwaarschrift indienen bij de bevoegde overheid, die handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
De bevoegde overheid of een personeelslid dat door de bevoegde overheid speciaal daarvoor is aangewezen, stuurt binnen vijftien kalenderdagen na de indiening van het bezwaarschrift een ontvangstmelding enerzijds naar de belastingplichtige en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger en anderzijds naar de financieel directeur.
De ontvangstmelding kan via een duurzame drager worden verstuurd.
Als de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger dat in het bezwaarschrift heeft gevraagd, zal de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger uitgenodigd worden op een hoorzitting.
Artikel 10: Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het huidige decreet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 11: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTING OP DE GELDAUTOMATEN - AANSLAGJAREN 2020 TOT EN MET 2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Een gemeentebelasting te vestigen op de geldautomaten voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025.
Deze belasting is van toepassing op alle geldautomaten die door financiële instellingen, gevestigd op het grondgebied van de gemeente, ter beschikking worden gesteld van hun cliënteel.
Onder financiële instellingen moet worden verstaan: elke bank, financiering- of kredietinstelling, spaarbank of wisselkantoor en elke andere inrichting die zich met bank- of financieringsactiviteiten inlaat.
Artikel 2: De belasting is verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon onder wiens handelsnaam, logo of embleem, de in artikel 1 bedoelde automaten worden geëxploiteerd.
Artikel 3: De belasting wordt vastgesteld op 750 EUR per geldautomaat per jaar.
Artikel 4: De belasting is onverdeelbaar en verschuldigd voor het ganse jaar, ongeacht de datum van opening of sluiting van de instelling of van de plaatsing van het toestel. Bij het overnemen van de instelling is de overnemer eveneens belastingplichtig.
Artikel 5: De belastingplichtige ontvangt van de gemeente een aangifteformulier dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend voor de erin vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.
De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is gehouden om uiterlijk op 31 mei van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens over te maken.
Indien de exploitatie aanvangt of overgenomen wordt in de loop van het aanslagjaar moet de aangifte worden gedaan binnen de maand na de aanvang of overneming van de exploitatie.
Van de verandering van houder of van de definitieve stopzetting van bedrijvigheid dient binnen de maand aangifte te worden gedaan bij het gemeentebestuur.
Artikel 6: Bij gebrek aan aangifte binnen de in artikel 5 gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte vanwege de belastingplichtige, wordt de belasting overeenkomstig artikel 7 van decreet van 30 mei 2008 ambtshalve ingekohierd volgens de gegevens waarop het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Ambtshalve belastingen kunnen geldig worden ingekohierd gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. Die termijn van drie jaar wordt met twee jaar verlengd bij overtreding van de belastingverordening met het oogmerk te bedriegen of met de bedoeling schade te berokkenen.
Als de belasting ambtshalve is gevestigd, moet de belastingplichtige het bewijs leveren van de juistheid van de door hem ingeroepen elementen.
Op de ambtshalve ingekohierde belasting zal een belastingverhoging als volgt worden toegepast en afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld, afgezien van het feit of het om een of meerdere overtredingen per jaar gaat:
• 50% van de verschuldigde belasting bij een eerste overtreding;
• 100% van de verschuldigde belasting vanaf de tweede en volgende overtreding.
Het bedrag van die belastingverhoging wordt gelijktijdig en samen met de ambtshalve belasting ingekohierd.
Artikel 7: De overtredingen op dit reglement worden vastgesteld door de beëdigde ambtenaren van het gemeentebestuur. De door hen opgestelde processen-verbaal hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
Artikel 8: De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de financieel directeur die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.
Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingplichtigen.
Het aanslagbiljet bevat de verzendingsdatum en de gegevens vermeld in het kohier. Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van onderhavig reglement.
Artikel 9: De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet.
Artikel 10: De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, die handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Artikel 11: Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het huidige decreet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.
Artikel 12: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
BELASTING OP DE VERSPREIDING VAN NIET-GEADRESSEERDE DRUKWERKEN EN VAN GELIJKGESTELDE PRODUCTEN - AANSLAGJAREN 2020 TOT EN MET 2025
Besluit
eenparig
Artikel 1: Een gemeentebelasting te vestigen op de verspreiding van niet-geadresseerde drukwerken en van gelijkgestelde producten, ongeacht ze in brievenbussen worden gedeponeerd of op de openbare weg worden verspreid voor de aanslagjaren 2020 tot en met 2025 .
Onder gelijkgestelde producten wordt onder meer verstaan: alle stalen en reclamedragers, door de adverteerder aangeboden, die diensten, producten of transacties doen gebruiken, verbruiken of aankopen. De opsomming is niet limitatief.
Collectieve adresaanduiding per straat of gedeeltelijke adresvermelding wordt niet beschouwd als zijnde geadresseerd.
Artikel 2: De belasting is verschuldigd door de fysieke persoon of rechtspersoon die de opdracht gaf aan de drukker om te drukken, of die opdracht gaf om het gelijkgestelde product te produceren.
Wanneer deze persoon geen aangifte heeft gedaan overeenkomstig artikel 5 of niet gekend is, is de belasting verschuldigd door de persoon die op het drukwerk als verantwoordelijke uitgever wordt vermeld.
De drukker en de fysieke of rechtspersoon onder wiens naam, handelsnaam, logo of embleem het drukwerk of product wordt verspreid zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Artikel 3: De belasting wordt vastgesteld op € 0,020 per bedeeld exemplaar met een gewicht tot en met 50 gram en op € 0,025 per bedeeld exemplaar met een gewicht van meer dan 50 gram.
Artikel 4: De belasting is niet verschuldigd door:
• openbare diensten en gelijkgestelde inrichtingen
• onderwijsinstellingen
• sociale, caritatieve, culturele, sportieve en politieke organisaties
Artikel 5: De belastingplichtige is gehouden binnen de 10 dagen na verspreiding van het drukwerk de voor aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen van het gemeentebestuur.
Bij gebreke van een aangifte of bij een onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belasting overeenkomstig artikel 7 van decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen ambtshalve ingekohierd volgens de gegevens waarop het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt de bevoegde overheid de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Artikel 6: De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met:
• 10 % bij en eerste overtreding
• 100 %, 200% bij respectievelijk een tweede en derde overtreding, met dien verstande dat een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren de goede trouw in hoofde van de belastingplichtige volledig herstelt.
Het bedrag van deze verhoging wordt eveneens ingekohierd.
Artikel 7: De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen, ten laatste op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
Het kohier wordt tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de financieel directeur die onverwijld instaat voor de verzending van de aanslagbiljetten.
Deze verzending gebeurt zonder kosten voor de belastingschuldige.
Het aanslagbiljet bevat de verzendingsdatum en de gegevens vermeld in het kohier. Als bijlage wordt een beknopte samenvatting toegevoegd van onderhavig reglement.
Artikel 8: De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na toezending van het aanslagbiljet.
Artikel 9: De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan tegen een aanslag een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, die handelt als administratieve overheid. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning.
Artikel 10: Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het huidige decreet, zijn de bepalingen van titel VII, hoofdstukken 1, 3, 4, 6 tot en met 9, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en artikelen 126 tot en met 175 van het uitvoeringsbesluit van dat wetboek van toepassing op de provincie- en gemeentebelastingen, voor zover ze niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen;
Artikel 11: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Zitting van 25 november 2019
GOEDKEURING BUDGETWIJZIGING 3/2019
Besluit
eenparig
Artikel 1: De derde budgetwijziging van het dienstjaar 2019 wordt goedgekeurd op basis van de voorgelegde cijfers in bijlage bij dit besluit.
Artikel 2: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.
Publicatie LBLOD
De applicatie "Meeting.burger" helpt lokale besturen bij het aanmaken, annoteren en publiceren van agenda's, besluiten en notulen volgens het principe van gelinkte open data.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, wordt er een expliciete "bundel" van het document opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker. Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie werd uitgevoerd.
Al deze gegevens staan op een aparte publicatie omgeving die beveiligd toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.