DE GEMEENTERAAD
Feiten en context
• De financiële toestand van de gemeente vergt de invoering van alle rendabele belastingen.
• Voor het aanslagjaar 2021 werd er een aanvullende belasting op de personenbelasting van 7,6 % goedgekeurd in de gemeenteraadszitting van 28 december 2020..
Juridische gronden
• Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, artikelen 464 tot en met 470/2.
• Het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen.
Argumentatie
• De gemeente heeft middelen nodig om haar werking te financieren.
• Naar analogie van de voorbije jaren stelt het college voor om een aanvullende belasting op de personenbelasting van 7,6 % te heffen voor het aanslagjaar 2022.
Financiële weerslag
Registratiesleutel | Geraamde ontvangsten |
GBB-FIN/0020-00/73010000 | 2.227.079,79 EUR |
Besluit
eenparig
Artikel 1: Voor het aanslagjaar 2022 wordt een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.
Artikel 2: De belasting wordt vastgesteld op 7,6 % van de overeenkomstig artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar. Deze belasting wordt gevestigd op basis van het inkomen dat de belastingplichtige heeft verworven in het aan het aanslagjaar voorafgaande jaar.
Artikel 3: De vestiging en de inning van de gemeentelijke belasting zullen door het toedoen van het bestuur der directe belastingen geschieden, zoals bepaald in artikel 469 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.
Artikel 4: Op onderhavig besluit zijn de bepalingen van het algemeen bestuurlijk toezicht, opgenomen in het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen, van toepassing.